VAN ALTENA, Ernst


Groot Nederlandse ballade


Als ik het zie, die eindeloze lintbebouwing

Van Spa tot Hasselt en van Tienen tot aan Gent

En als ik voel hoe in kleinsteedse denkvernauwing

De Vlaming altijd door zijn eigen straatje rent

Als ik per auto over de kasseien martel

Met om de duizend meter een gekneusde band

Dan denk ik: Vlaanderen mag dan lustig zijn en dartel

Maar Lieve Heer geef mij het nette Nederland


Als ik ze zie, die eindeloze blokkendozen

Van Weesp tot Arnhem, van Terneuzen tot Terlet

En als ik merk hoe uitgekauwd en uitgeplozen

De Nederlander altijd op zijn buurman let

Als ik ze zie, die tuintjes zonder avonturen

Gras zonder onkruid en liguster langs de rand

Dan denk ik: Nederland mag schoon zijn voor de buren

Maar Lieve Heer geef mij het dolle Vlaanderenland


Als ik de Vlaming vol van bier naar huis zie keren

De gang te wankel en de tong wat al te luid

Als ik hem bitter humorloos zie opmarcheren

Achter de klauwaard met te militair geluid

Als ik ze hoor, de Vlaamse grappen al te drollig

Vaak langs, vaak op, en heel vaak ook voorbij de rand

Dan denk ik: Vlaanderen mag dan driftig zijn en lollig

Maar Lieve Heer geef mij het kalme Nederland


Als ik ze zie, de Nederlanders in hun kerken

Hervormd, gereformeerd, nazaten van Calvijn

Met hun gezichten stijf als witgekalkte zerken

En met hun zekerheden uitgemalen fijn

Als ik ze galmende hun waarheid hoor verkonden

Nooit uit de nette plooi en nimmer uit de band

Dan denk ik: Nederland mag vrij zijn van de zonde

Maar Lieve Heer geef mij het zondig Vlaanderland


Oh Lieve God geef ons een kilo Vlaamse blijheid

Een kilo trouw en plichtsbesef uit Nederland

Dan mengen wij dat zelf in onze eigen vrijheid

Tot vriendschap zonder oog om oog en tand om tand



Vader

Als kind werd ik geïmponeerd, als ik jou hand zag op een stoel
Zo groot zo wijd en zo volleerd dat gaf me een vertrouwd gevoel
Als jij met hoog gebarsten stem, de liedjes zong van Hullebroeck
Dan voelde ik alleen bij hem, vind ik de zekerheid die 'k zoek,

vader

Hoe groot en breed jou warme hand, vol berg en dal, kanaal en kloof
Het ging haast boven mijn verstand, die hand mijn rots mijn vast geloof
Jou geur van scheerzeep en aluin, jou rijbroek je gereedschapstas
De kroeskrans om je bruine kruin ik wist dat jij het leven was,

vader

Als ik door boze droom geplaagd, haast tuimelend het bed uit vloog
Dan voelde ik me niet meer belaagd, diep weggekropen op jou schoot
Ik wist die hier zit kent geen angst, hij twijfelt nooit hij kan het aan
Ik voelde vader duurt het langst, de loodsman van mijn klein bestaan,

vader

En nu je oud bent en verzwakt, en wat droefgeestig naast me zit
Je brede schouders afgezakt, je werkloze handen wit
Ook nu ik je onzeker zie, proef ik nog altijd in jou woord
De ongebuilde poëzie, die mij als kind al heeft bekoord,

vader

En door jou brede vader zijn, weet ik wat mijn zoon nu verwacht
Die zelfde troost bij kleine pijn, die zelfde zekerheid en kracht
Maar ook besef ik nu pas goed, echt zeker is geen enkel man
Zodat een vader zeker doet, omdat zijn zoon niet zonder kan,

vader.


Het groot gelijk

De harde triomf in jouw stem mocht dan loeien
maar het was een triomf die in bloei kwam op steen.
En wat er aan planten op rotsgrond wil bloeien
heeft stengels van leer en staat meestal alleen.
Blaas jij de klaroen want dat klinkt onverschrokken,
maar ’t zeldzamer wild neemt geschrokken de wijk.
En zelfs als je ’n vreemde in bed weet te lokken
dan lig je alleen met je grootste gelijk.

En het grootste gelijk heeft geen koesterende armen.
Het grootste gelijk heeft geen vochtige mond.
Het grootste gelijk kan je lijf niet verwarmen.
Het grootste gelijk blijft een schrijnende wond.

Je zit als een buste gesneden uit marmer,
een hoofd maar geen benen, een kin maar geen buik.
En ook al maakt drinken je hart niet veel warmer,
je vindt je gelijk in de ziel van de kruik.
De dorst die jij branden voelt is niet te lessen.
wat helpt een klein gietertje water de eik?
En als alles leeg is, je glas en je flessen,
dan zit je weer vol met je grootste gelijk.

Maar het grootste gelijk is het grootste ontberen.
Her grootste gelijk heeft geen wachtende borst.
Het grootste gelijk doet je buik niet vibreren.
Het grootste gelijk is onlesbare dorst.

De eenzaamheid is een te wrede confrater,
maar isolement breekt van binnenuit baan,
Gelijk lijkt een schelmse voldoenende sater
tot hij met een grijnslach je eenzaam laat staan.
Je krijgt ja en amen zolang het je goed gaat.
Je schijnt met die bijval een prinsdom te rijk.
Maar als dan je ziel en je leven bankroet gaat
dan ploft er geen vriend op jouw grootste gelijk.

Want het grootste gelijk is een bodemloos water.
Het grootste gelijk is een brekende kruik.
Het grootste gelijk is een kermende kater.
Jouw grootste gelijk is een mes in jouw buik.


VAN ALTENA, Ernst & BREL, Jacques

De nuttelozen van de nacht

Ze ontwaken om een uur om vier
Ze ontbijten met een kleintje bier
Ze gaan uit omdat er thuis niets wacht
De nuttelozen van de nacht
Zij gedraagt zich arrogant omdat ze mooie borsten heeft
Hij is zeker en charmant omdat Papa hem centen geeft
Hun onmacht is hun hoogste macht
De nuttelozen van de nacht

Kom dans met mij
Vriendin, kom hier, vriendin, kom hier, kom Hier; nee, nee blijf!
Kom dans met mij, laat ons dansen lijf aan lijf

Ze braken zonder ziek te zijn
Ze braken zacht en zonder pijn
Ze nemen zich bedroefd de nacht
De nuttelozen van de nacht
Ze bespreken zonder end
De poëzie die geen van hen kent
De romans die geen van hen schreef
De vrouw die bij geen van hen bleef
De grap waarom geen van hen om lacht
De nuttelozen van de nacht
Kom dans met mij
Vriendin, kom hier, vriendin, kom hier, kom hier; nee, nee blijf!
Kom dans met mij, laat ons dansen lijf aan lijf

In de liefde zijn ze zo berooid
't Was, 't was, ze was zo zacht
Ze was, ach, dat begrijp u nooit
De nuttelozen van de nacht
Ze nemen nog een laatste glas
Vertellen nog een laatste grap
En met een allerlaatste glas
De laatste dans
De laatste stap
Het laatste verdriet
De laatste klacht
De nuttelozen van de nacht

Kom, kom, kom huil met mij
Vriendin, kom hier, vriendin, kom hier, kom hier, nee blijf
Kom, kom huil met mij
Laat ons huilen lijf aan lijf
De nuttelozen van de nacht


Mijn Vlakke Land

Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen

En witte vlokken schuim uiteenslaan op de kruinen

Wanneer de norse vloed beukt aan het zwart basalt

En over dijk en duin de grijze nevel valt

Wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn

En natte westenwinden gieren van venijn

Dan vecht mijn land, mijn vlakke land

Wanneer de regen daalt op straten, pleinen, perken

Op dak en torenspits van hemelhoge kerken

Die in dit vlakke land de enige bergen zijn

Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn

Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat

En bolle oostenwind het land nog vlakker slaat

Dan wacht mijn land, mijn vlakke land

Wanneer de lage lucht vlak over 't water scheert

Wanneer de lage lucht ons nederigheid leert

Wanneer de lage lucht er grijs als leisteen is

Wanneer de lage lucht er vaal als keileem is

Wanneer de noordenwind de vlakte vierendeelt

Wanneer de noordenwind er onze adem steelt

Dan kraakt mijn land, mijn vlakke land

Wanneer de Schelde blinkt in zuidelijke zon

En elke Vlaamse vrouw flaneert in zon-japon

Wanneer de eerste spin zijn lentewebben weeft

Of dampende het veld in juli-zonlicht beeft

Wanneer de zuidenwind er schatert door het graan

Wanneer de zuidenwind er jubelt langs de baan

Dan juicht mijn land, mijn vlakke land


Mijn vader zei

Mijn vader zei: de noordenwind
Verstuift het hoge duin bij Scheveningen
Bij Scheveningen, zo hard m'n kind
Dat je niet weet of 't stuift
Of dat de zee het voorwaarts schuift
Het is die wind
Die met zijn adem-noord
In de ogen boort
Van man en kind
En die zijn klokkenspel van noorderkou
Doet tinkelen in hun ogenblauw

Mijn vader zei: de noordenwind
Doet de aarde kantelen rond Gent en Brugge
Rond Gent en Brugge blaast noord de wind
En woelt de aarde bloot
Om 't groot belfort van Gent en Brugge
De meisjes hier
Geeft hij de kalme blik
Van stadjes oud
En winterkoud:
Hun breekbaar haar klost hij met stramme hand
Tot Brussels kant, tot Brussels kant

Mijn vader zei: de noordenwind
Scheurde het oude land tussen Zeebrugge
Tussen Zeebrugge blies noord de wind
En scheurde 't oude land
Tussen Zeebrugge en Engeland
En Londen is
Niet meer als voor die vloed
Het bolwerk dat
Brugge behoedt
Maar Londen werd een buitenwijk van Brugge
Verzonken in de Noordzeevloed

Mijn vader zei: de noordenwind
Zal straks mijn zielloos lijf ter aarde dragen
Hij neemt mij mee, de noordenwind
En draagt mij tot aan zee
Begraaft me aan de rand van 't strand
De noordenwind
Maakt mij straks kapitein
Van 'n wering die
De golven breekt
De noordenwind maakt van mijn lijk een dijk
Die jullie warme tranen breekt


Laat me niet alleen (naar J. BREL)


Laat me niet alleen, toe, vergeet de strijd, toe vergeet de nijd.

Laat me niet alleen, in die domme tijd, van misverstand, ach vergeet het want, 't is verspilde strijd.

Hoe vaak hebben wij, met een snijdend woord, ons geluk vermoord.

Kom... dat is voorbij, laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen.


Lief, ik zoek voor jou in het stof van de wegen de paarlen van regen de paarlen van dauw, ik zal heel mijn leven werken zonder rust om jou licht en lust goud en goed te geven.

Ik sticht een gebied waar de liefde troont, waart de liefde loont, waar jouw wil geschiedt.

Laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen.


Laat me niet alleen, ik bedenk voor jou woorden rood en blauw, taal voor jou alleen, en met warme mond zeggen wij elkaar, eens was er een paar dat zichzelf weer vond.

Ook vertel ik jou van de koning die stierf van nostalgie, hunkerend naar jou.

Laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen.


Want, uit een vulkaan die is uitgeblust, breekt zich na wat rust toch het vuur weer baan, en op oude grond ziet men vaak het graan heel wat hoger staan dan op verse grond.

Het wit mint het zwart, zwakheid mint de kracht, daglicht mint de nacht, mijn hart mint jouw hart.

Laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen.


Laat me niet alleen, nee, ik huil niet meer nee ik spreek niet meer want ik wil alleen horen hoe je praat, kijken hoe je lacht, weten hoe je zacht door de kamer gaat.

Nee, ik vraag niet meer, ik wil je schaduw zijn, ik wil je voetstap zijn, ik wil je adem zijn

Laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen, laat me niet alleen...