ANONIEM -


Boetepsalm Gruuthusehandschrift




Misere mei, Deus.

Dat ic in ijdelheden dus

hebbe versleten mijn jonghe leven,

vader dat wil mi nu vergheven

na dijnre groter ontfaermicheit.

Sie up mi vader. Het is mi leit,

dat mi niet leet ghenouch en zi,

dat ic mesdaen hebbe jeghen di.

Recht als een worm van groter onwerde

boghe ic mijn anschijn toter erde.

In bem niet wert, dat ic mijn oghen

di zoude, sonder tranen, toghen,

doch biedic di mijn handen beide.

Help mi, mijn vader, dat van mi sceide

dese arde memorie, ende mac mi zoet,

so offere ic di der tranen vloet.


Wees mij genadig, God.

Dat ik in ijdelheden aldus

heb versleten mijn jong leven,

vader, wil mij dat nu vergeven

in uw grote ontfermelijkheid.

Zie op mij, vader. 't Doet me leid,

dat ik niet genoeg spijt heb nu,

dat ik misdaan heb tegen u.

Als een worm van generlei waarde

buig ik mijn aangezicht totter aarde.

Ik ben ‘t niet weerd, dat ik u mijn ogen

zonder tranen zoude togen*,

en toch bied ik u mijn handen beide.

Help mij, vader, dat van mij scheide

deze harde memorie, verzacht mijn gemoed,

zo offer ik u der tranen vloed.

* Togen = laten zien

Bewerking: Zaj DE MEESTER