ANONIEM -
Boetepsalm Gruuthusehandschrift
Dat ic in ijdelheden dus hebbe versleten mijn jonghe leven, vader dat wil mi nu vergheven na dijnre groter ontfaermicheit. Sie up mi vader. Het is mi leit, dat mi niet leet ghenouch en zi, dat ic mesdaen hebbe jeghen di. Recht als een worm van groter onwerde boghe ic mijn anschijn toter erde. In bem niet wert, dat ic mijn oghen di zoude, sonder tranen, toghen, doch biedic di mijn handen beide. Help mi, mijn vader, dat van mi sceide dese arde memorie, ende mac mi zoet,
so offere ic di der tranen vloet.
|
Dat ik in ijdelheden aldus heb versleten mijn jong leven, vader, wil mij dat nu vergeven in uw grote ontfermelijkheid. Zie op mij, vader. 't Doet me leid, dat ik niet genoeg spijt heb nu, dat ik misdaan heb tegen u. Als een worm van generlei waarde buig ik mijn aangezicht totter aarde. Ik ben ‘t niet weerd, dat ik u mijn ogen zonder tranen zoude togen*, en toch bied ik u mijn handen beide. Help mij, vader, dat van mij scheide deze harde memorie, verzacht mijn gemoed,
zo offer ik u der tranen vloed.
|