ADONIS


New Testament


He doesn’t speak this language.

He doesn’t know the voices of the wastes—

a soothsayer in stony sleep,

he is burdened with distant languages.

Here he comes from under the ruins

in the climate of new words,


offering his poems to grieving winds

unpolished but bewitching like brass.


He is a language glistening between the masts,

he is the knight of strange words.


Song

Translated by Khaled Mattawa


Bells on our eyelashes

and the death throes of words,

and I among fields of speech,

a knight on a horse made of dirt.

My lungs are my poetry, my eyes a book,

and I, under the skin of words,

on the beaming banks of foam,

a poet who sang and died

leaving this singed elegy

before the faces of poets,

for birds at the edge of sky.



The New Noah


We travel upon the Ark, in mud and rain,

Our oars promises from God.

We live—and the rest of Humanity dies.

We travel upon the waves, fastening

Our lives to the ropes of corpses filling the skies.

But between Heaven and us is an opening,

A porthole for a supplication.


"Why, Lord, have you saved us alone

From among all the people and creatures?

And where are you casting us now?

To your other Land, to our First Home?

Into the leaves of Death, into the wind of Life?

In us, in our arteries, flows a fear of the Sun.

We despair of the Light,

We despair, Lord, of a tomorrow

In which to start Life anew.


If only we were not that seedling of Creation,

Of Earth and its generations,

If only we had remained simple Clay or Ember,

Or something in between,

Then we would not have to see

This World, its Lord, and its Hell, twice over."


If time started anew,

and waters submerged the face of life,

and the earth convulsed, and that god

rushed to me, beseeching, "Noah, save the living!"

I would not concern myself with his request.

I would travel upon my ark, removing

clay and pebbles from the eyes of the dead.

I would open the depths of their being to the flood,

and whisper in their veins

that we have returned from the wilderness,

that we have emerged from the cave,

that we have changed the sky of years,

that we sail without giving in to our fears—

that we do not heed the word of that god.

Our appointment is with death.

Our shores are a familiar and pleasing despair,

a gelid sea of iron water that we ford

to its very ends, undeterred,

heedless of that god and his word,

longing for a different, a new, lord.



/////////////////////////////////////////
…..
Après l’errance dans les villes
après les années qui ont fatigué mes épaules.
Je nous chante
chante nos enfances.
Je ne crois pas avoir vieilli. Je marche étranger,
ni plainte, ni consolation - amour et mort
se partagent le même ciel et j’exhorte
ceux qui viendront après moi
à éclairer
de leur corps les ténèbres.
…..


Je ne connais pas de limite

Pour mon sentier vêtu de vagues et de montagnes
Pour mon visage débordant d’échos
J’ai éteint dans le ciel des milliers de cierges blancs

J’ai dit à mes dents, à mes ongles bleuis:
fléchissez avec moi
capitulez à la vague et à son mugissement
Je leur ai dit de rompre les amarres
Qui me retiennent au dernier rivage

Je ne connais pas de limites
Pas de rivage dernier
…..


Chants de Mihyar le Damascène
…..
Le voici qui vient comme une lance païenne

dévastant la terre des écritures

répandant son sang

élevant vers le soleil ses blessures

Voyez-le revêtant la nudité des pierres

adressant sa prière aux cavernes

Voyez-le étreindre la terre légère.
…..
M’interroges-tu Alcinoos?

Veux-tu découvrir le visage du mort?

Tu demandes de quelles cimes je viens

Tu demandes quel est mon nom

Mon nom est Ulysse

Je viens d’une terre sans limites

que les gens ont portée sur leur dos

Je me suis égaré par ici

Avec mes poèmes je me suis égaré là-bas

et me voici dans la terreur et l’aridité

ne sachant ni rester/ ni revenir

M’interroges-tu Alcinoos

Veux-tu découvrir le visage du mort?
…..



Psaume

Il vient désarmé comme la forêt et comme le nuage ne peut être refoulé. Hier il portait un continent et déplaçait la mer.

Il dessine le revers du jour, de ses pieds il le façonne et emprunte les bottes de la nuit, puis il attend ce qui ne viendra pas. Il est la physique des choses – il les connaît et leur donne des noms qu’il ne divulgue pas. Il est le réel et son contraire, la vie et ce qui n’est pas elle.

Il vit là où les pierres deviennent lac et l’ombre ville. Il vit et leurre le désespoir, effaçant la marge de l’espérance, dansant pour que bâille le sol et dorment les arbres.

Le voici annonçant l’entrecroisement des extrêmes, gravant sur le front de notre temps le signe de la magie.

Il remplit la vie et personne ne le voit. Il change la vie en écume qui le submerge. Il transforme le lendemain en gibier et le pourchasse désespérément. Gravées, ses paroles se tournent vers l’errance, l’errance, l’errance…

L’incertitude est sa patrie mais ses yeux sont innombrables.

Il terrorise et réanime. Il sécrète le drame et déborde d’ironie. Il décortique l’homme comme un oignon.

Il est le vent qui ne bat pas en retraite et l’eau qui ne remonte pas à sa source. Il crée son espèce à partir de lui-même – il n’a pas d’ancêtres et ses racines sont dans ses pas.

Il marche dans l’abîme et a la silhouette du vent.

(BERQUE/MINKOWSKI)


Psalm

Hij nadert ontwapenend als het woud als wolken, onweerstaanbaar. Gisteren droeg hij een werelddeel en sleepte de zee van haar plaats

Hij tekent de achterkant van de dag, vormt hem met zijn voeten, leent de schoenen van de nacht en wacht op wat niet komt. Hij belichaamt de dingen, kent ze, geeft ze namen zonder ze uit te spreken. Hij is werkelijkheid en tegendeel, leven en ontkenning.

Waar stenen een meer vormen en luwte een stad komt hij tot leven. Al levend brengt hij de wanhoop op een dwaalspoor, wist de ruimte van de hoop uit, danst zo dat de aarde gaapt en bomen zich strekken.

Daar komt hij en meldt dat uitersten elkaar kruisen,

grift op het voorhoofd van onze tijd tekenen van magie.

Hij vult het leven zonder dat iemand hem ziet. Hij verandert het in schuim en dompelt zich er in, maakt de volgende dag tot prooi en rent er wanhopig achteraan. Ingegrift staan zijn woorden gericht op de grote Dwaling.


Verwarring is zijn thuis, maar hij zit vol met ogen.

Hij boezemt angst in, hij brengt tot leven. Hij roept rampen op, stroomt over van ironie. Hij pelt de mens af als een ui.

Hij is de wind die niet terugvalt, het water dat niet terugkeert naar zijn bron. Hij schept zijn soort, beginnend met zichzelf – zonder dat hij voorgangers heeft, hij wortelt in zijn eigen voetstappen.

Hij loopt in de diepte en heeft de gestalte van de wind.

(Vertaling: Eric BOLLE)



Dood van een god

Een god van ginds is dood

gevallen uit de schedel van de hemel

In de verschrikking en de ondergang

in de wanhoop en verlatenheid

zal misschien de nieuwe god

oprijzen uit de diepten in mij

Misschien ja,

want de aarde is voor mij bed en echtgenote

en de wereld buigt zich



Today I have my language


I have destroyed my kingdom,

destroyed my throne, my courts and colonnades.

And, borne over my lung,

I roamed in quest,

teaching the seas my rains, granting them

my fire and incense-burner,

and writing the time to come

on my lips.


And today I have my language,

my frontiers, my land and indelible mark,

and I have my peoples,

who nurture me on their uncertainty

and find their light

in my ruins and wings.


Vandaag heb ik mijn taal


Ik heb mijn rijk verwoest.

Ik heb mijn troon, mijn pleinen en hallen gesloopt.

En ben op zoek gegaan, gedragen door mijn long.

Ik onderwijs aan de zee mijn regen.

Ik breng de zee mijn vuur en mijn haard

En schrijf op mijn lippen de komende tijd.


En vandaag heb ik mijn taal,

Mijn grens, mijn aarde, mijn teken,

Ik heb mijn volken die mij voeden met hun radeloosheid

En bij mijn ruïnes en vleugels verlichting begeren


Vertaling Eric BOLLE



Het Andalusië van de diepten

Een Andalusië dat opstijgt vanuit Damascus

En het westen de oogst van het oosten brengt.
…..
Als een minnaar die uitbarst in opstandigheid

In de hartstocht van jeugd en verlichting

Stelt hij het Andalusië van de diepten in

Bouwt hij voor de wereld deze nieuwe tempel

En alle verten zijn een boek in zijn naam

En alle verten zijn gezang in zijn naam.