JACOBS, Eduard


De oude heren

't Zijn bij voorkeur de oude heren
Waarop de dames zeer zijn gesteld
Begint zo'n ouwe je te mainteneren
Betaalt-ie meestal hopen geld
Zo een met zilverwitte haren
Vindt hij 'n hoertje naar z'n smaak
Ondanks z'n vijfenzestig jaren
Slaat hij haar daad'lijk aan de haak

Zonder zich ook maar te bedenken
Vervolgt hij haar dan terstond
Hij hoest, hij kucht, hij geeft haar wenken
En trippelt als 'n loopse hond
Op straat durft hij niet te beginnen
Want z'n positie baart 'm vrees
Maar nu gaat hij haar woning binnen
De ouwe schelt en klaar is Kees

De dienstmeid vraagt of-ie wil wachten
Want d'r mevrouw die komt direct
'n Minuut of tien laat ze hem wachten
En dan verschijnt ze, heel correct
Zowat 'n uur maakt hij 'n praatje
Nu gaat hij heen, hij vindt haar lief
De dienstmeid roepend, zegt ze: "Naatje
Wat zeg je me van zo'n ouwe dief"

"Mevrouw", zo antwoordt ze, "waarachtig
Zo'n ouwe vent is nog 't best
Voor de huur van maandag treft dat prachtig
En voor de slager dan de rest
Hij schijnt 't goed met u te menen
'k Wed, meneer Henri is wat blij
Die komt toch nooit naar huis voor enen
Dan is d'ouwe weg, dan bent u vrij!"

En o, de tijd die zou haar leren
Die Naatje had verdomd gelijk
Ze heeft nu heel wat minder beren
En tegen vroeger heeft z't rijk
Hij komt tweemaal in de acht dagen
"Heb je je verveeld?" vraagt hij naief
Hij deed veel beter om te vragen:
"Zeg kind, om hoe laat komt je lief?"

Want nauw'lijks heeft hij haar verlaten
Of 't is d'r Henri die dan schelt
In bed liggen ze nu te praten
Over 't geen de ouwe haar vertelt
Met z'n kind'ren heeft-ie veel te stellen
't Was om te stikken, als je 't zag
Hoe-ie straks doodleuk zat te vertellen:
"Dat-ie bij zijn eigen vrouw niet meer mag"

"En dan had-ie 't over z'n zaken
Ik ken precies z'n testament
Hij zou me 'n mooie cent vermaken
Och, 't is toch 'n goeie vent
Alleen een zaak kan 'k niet verdragen
En dat is: als-ie wil naar bed
Wel drie kwartier ligt-ie te zagen
En zoiets noemt de kerel pret!"

Zo liggen beiden nu te gieren
Om die ouwe mainteneur
Die alles doet haar ten pleziere
Nee, nimmer stelt hij haar teleur
En is hij eenmaal overleden
En hij toonde zich dan gul
Zegt ze lachend en tevreden:
" 't Was toch 'n goeie ouwe lul"



Brief van een trouwlustige oude jonge juffrouw

"Huwelijk,
Flink man, goed postuur, middelbare leeftijd, zoekt kranig wijf, recht
door zee met een flinke spaarpot en een vrolijk humeur. Brieven
franco... enz. enz."

Waarde Mijnheer,

Omdat ik mijn hele leven
Op geen annonce schrijven wou
Ben ik steeds ongetrouwd gebleven
Hoewel ik heel graag trouwen zou
Dat ik er nu toe ben gekomen
Strekt u zelf het meest tot eer
Ik schrijf dit briefje zonder schromen
U leek mij een fatsoenlijk heer

U vraagt niet in uw advertentie
Zoals gewoonlijk een portret
Dat trok bijzonder mijn attentie
Ik vond dat delicaat en net
Ik moet daar zeker uit besluiten
Dat schoonheid het bij u niet doet
U oordeelt niet alleen van buiten
U kijkt dus ook naar het gemoed

U bent een man van rijpe jaren
Ik ben omstreeks precies zo oud
En dat kan u mijn broer verklaren
Ik heb daarbij een hart van goud
Ik hield wel vroeger van 'n geintje
Toch wist ik mij steeds te ontzien
Ik bleef zo rein als 'n begijntje
Enfin, dat zal u zelf wel zien

Houdt u soms van een huis'lijk leven
Van rust en van gezelligheid
Dat kan ik u hier volop geven
Mijn huis dat is mijn zaligheid
Ik hou er niet van uit te lopen
Ik ga eens per jaar naar stad
Om enkele dingen bij te kopen
Maar dan lig ik drie weken plat

Geloof niet dat wij ons hier vervelen
Dat is voor ons iets ongewoon
Mijn broer kan heel mooi orgel spelen
We hebben ook 'n grammofoon
O, vroeger was ik dol op lezen
Maar 'k kan nu 's avonds slecht meer zien
Of 't moeten grote cijfers wezen
Daarom spelen we dikwijls kien

Ik heb 'n hond, 'n aap, twee sijsjes
'n Leeuwerik en 'n papegaai
Die fluit van allerhande wijsjes
Daarin hebt u bepaald uw draai
'k Heb ook 'n toetje van een poesje
Dat beest dat is mijn grootste pret
O gunst meneer, 't is zo'n snoesje
Hij slaapt altijd bij me op bed

Ik kan stil leven van mijn renten
Maar als mijn broer soms sterft voor mij
Krijg ik nog 'n paar losse centen
Hij is de vijftig al voorbij
Het moet toch zeker iets betekenen
Dat hij sinds lang zo weinig eet
Je mag op iemands dood niet rekenen
Maar 't is toch goed dat u 't weet

Iets wat u ook wel zal bevallen
We krijgen eens per week bezoek
Dan zingen we psalmen met z'n allen
Bij 'n kopje thee met peperkoek
U moet dus gauw eens komen kijken
't Is niet zo ver hier per spoor
En als we elkander zouden lijken
Dan moet de kogel er gauw door