MENDES, Bob
De kracht van het vuur
…..
De Sikorsky Hoverfly MK1 kwam van achter de vulkanische kegel van de Damâwand vandaan en volgde, gestadig dalend, een zuidoostelijke koers in de richting van Teheran. Naarmate de helikopter zich verder van de vulkaan verwijderde, werden de valwinden minder en verliep de vlucht rustiger.
Fariman, de piloot, leunde ontspannen achterover. De bergpieken die vlak onder hem lagen waren in de loop van de nacht met een verse laag sneeuw bedekt en schitterden nu in de ochtendzon. Ze vormden een schril contrast met Teheran, dat vanuit de lucht gezien een deprimerende aanblik bood. De Iraanse hoofdstad strekte zich tientallen kilometers ver uit over de voet van het Elboersgebergte. Ze bestond uit huizenblokken in kazernestijl en troosteloze, lelijke woonwijken met bochtige stegen en lemen huisjes. Zelfs in de betere wijken misten de straten en gebouwen charme en naar het zuiden toe was alles bedekt met een laag fijn geel zand, afkomstig van de eindeloze woestijn aan de rand van de stad.
Er klonk een klik in Fariman’s hoofdtelefoon. De stem van luitenant-kolonel Hassan, de aide de camp van generaal Zahedi, die als zijn verbindingsofficier bij de generale staf van de Perzische strijdkrachten optrad, schetterde in zijn oren. ‘Koffiemolen, hier Perzenlager, ontvangt u mij?’
…..
De fraudejagers
…..
Het was rumoerig, zoals altijd. De muziek en het geroezemoes aan de tafels werd overstemd door de stamgasten, een viertal zware drinkers die luidkeels discussieerden over vrouwen, voetbal en het brandstofverbruik van hun auto’s.
Hij stak zijn wijsvinger in zijn oor om het lawaai buiten te sluiten. Voor de tweede keer vroeg hij: ‘Wat zei je?’
‘Kom me halen! Nu direct!’
‘Waarom?’
‘Omdat ik me bedreigd voel!’ schreeuwde ze.
Hij grinnikte en vroeg, min of meer spottend: ‘Bedreigd? Door wie? De collega’s? Vinden ze dat je te hard werkt?’
Hij nam een slok van zijn bier en daardoor verstond hij niet wat ze daarop wist zeggen. Daarna vroeg ze tot twee keer toe of hij haar had begrepen, dus antwoordde hij geringschattend: ‘Jaja’ lachte luid en verslikte zich, omdat lachen en bierdrinken wel samengaan, maar niet gelijktijdig.
Marie-Pierre wachtte tot hij ophield met hoesten. Toen ze sprak was haar stem ver weg, zodat het leek of ze de hoorn een eind van zich af hield. ‘Lach er niet om, Jonathan. Ik ben doodsbang.’
Nu fluisterde ze bijna: ‘Ik ga langs de brandtrap naar beneden.’ Haar stem kreeg een dringende klank. ‘Haast je, Jonathan.’ Hij horde een klik en de verbinding werd verbroken.
Hij bleef verwezen staan. Slechts langzaam drong het tot zijn benevelde brein door dat het haar ernst was geweest.
‘Hommeles?’ vroeg de barman.
Jonathan liet de hoorn uit zijn hand vallen. ‘Gevaar’, zei hij onnauwkeurig, ‘ik moet haar redden.’
‘Oké, oké,’ zei de barman sussend. ‘Ga gerust naar huis. Je kunt morgen afrekenen.’
…..
Bloed, zweet en tranen
…..
Benjamin Meijer was gelukkig getrouwd. Het was desondanks een gedwongen huwelijk geweest. Hij was pas tweeëntwintig toen hij de achttienjarige Sofie Vermarcke leerde kennen tijdens een fuif van een vriend die zijn vaste benoeming in overheidsdienst vierde, en ze werden op slag verliefd. Iedereen had die avond te veel gedronken en voor hij haar naar huis bracht, hadden ze seks gehad in een achterkamertje. Voor zover hij zich kon herinneren had hij 'opgepast’', maar zes weken later stond ze hem op te wachten toen hij het kantoor verliet waar hij destijds werkte. Ze was zwanger. Abortus kon voor geen van beiden en ze trouwden. De echte liefde kwam later. Van zijn Joodse vader had Benjamin enkele simpele gewoonten meegekregen om een huwelijk te doen slagen: luister en praat met elkaar, doe samen dingen zoals naar muziek luisteren of een wandeling maken, en zorg ervoor dat je partner prioriteit nummer één is en blijft.
Wat niet betekent dat Meijer in de zeventien voorbije jaren nooit eens een scheve schaats had gereden.
…..