JOTTRAND, Lucien



Hoe zal men in het toekomende de Nederlanders, zo van de Waalse en Nederduitse als van de Hoogduitse stammen, verzamelen, of bijeenhouden, zonder hun natuurlijk recht wegens het uitoefenen hunner wederzijdse talen te krenken, hetzij in het plaatselijk bestuur, hetzij in de algemene landdagen?

…..
Ik hoor mij van deze of gene zijde tegenwerpen, dat het heel moeilijk, zo niet onmogelijk valt de grote stedelijke ambtenaren, veel meer de provinciale raden en gouverneurs, tot het gebruik van het –Vlaams- , zelfs in 't midden van Vlaanderen, terug te brengen. Ei lieve! hoe zal het dan te Brussel bij de ministers en bij de tegenwoordige wetgevende kamers gaan, moeten de Vlamingen het herstel van hun taal in haar recht van die kant blijven verhopen!

Geen ander middel: de Vlamingen moeten het –Vlaams- in zijn bloei, in zijn heilzame invloed op de vaderlandse zeden ·en staatkunde doen herpronken, met op hun eigen gemeenten-en provinciebestuur, krachtdadig en zonder toedoen van anderen, te drukken.

Anders, moeten de Vlamingen zich aan hun staatkundige vernedering in hun eigen vaderland onherroepelijk onderwerpen. En dan wordt dat vaderland binnen kort een onbeduidend aanhangsel van Frankrijk. Dan ook, vaarwel lang gekoesterde hoop van met ons België de ijkmaat der ware vrijheid, het middelpunt der zuidelijke en noordelijke beschaving, de middelaar der Romaanse en Germaanse staatkunde daar te stellen!

…..
De moeilijkheden die men in de taak voorziet, aan de Vlamingen opgelegd, ten einde hun taal in haar recht weer te herstellen, hangen enkel en alleen van dit eenvoudig feit af: dat de hoge burgerij, de boedel der staatsambtenaren, der bemiddelde zaak-of handeldrijvende lieden de overhand in alle staatkundige, rechterlijke, of de steden en provinciën betreffende aangelegenheden bezitten. Dit gedeelte der Vlaamse samenleving heeft sedert lang, en gelijk wij het reeds aanmerkten, zich een bevoorrecht werktuig van de Franse spraak gemaakt. Het sap, het merg van het Vlaamse volk liggen immers in deze minderheid.

…..
(bewerking: Z. DE MEESTER)