BLOM, Willem E.



De wekker op halfzeven


Nu moet mijn vriend 's morgens heel vroeg op stap,

terug naar stad, waar hem zijn zaken wachten.

Ik zelf ben in het opstaan nogal slap

en aan 't ontbijt ben 'k meestal niet vóór achten.


Die mij uit dit dilemma redt, is knap!

Een oude wekker zonder bel! .. Gedachten

gaan snel; 'k grijp toe met handen rap,

wind 'm op . hij rammelt luid. Wel, alle machten!


„Beatus qui procul negotiis" 1

Nu buiten eerst bemerk ik met verbazen,

hoe waar die Horatiaanse regel is.

Niets heerlijker, dan buiten uit te blazen

van 's levens daaglijkse vermoeienis!


Vanmorgen ging de oude wekker razen;

'k keek op mijn klok: half zeven was 't precies.


1 Gelukkig hij, die ver van alle beslommeringen …


Nieuw geluk


Mocht ik je stem weer horen

Zo nieuw, zo onverwacht,

Zo schoon als nooit te voren

Bij starrenhemelpracht!


Mijn hart is vol verlangen

Naar jouw genegenheên,

Mijn ziele vol van zangen

Voor jou, voor jou alléén.


Ik laat ze alle vloeien

En dansen, rij aan rij;

Zie, hoe ze alle gloeien

Van liefdes keergetij.


Ze hebben menig keren

En lang genoeg gerouwd,

Dat jij niet wederkeren

En niet beminnen woudt.


Maar nu ben je gekomen

Met liefde, lente en licht;

Een fee uit schone dromen

Met englenaangezicht!