WORDSWORTH, Willizam
That floats on high o'er vales and hills, When all at once I saw a crowd, A host, of golden daffodils; Beside the lake, beneath the trees, Fluttering and dancing in the breeze.
And twinkle on the milky way, They stretched in never-ending line Along the margin of a bay: Ten thousand saw I at a glance, Tossing their heads in sprightly dance.
Out-did the sparkling waves in glee: A poet could not but be gay, In such a jocund company: I gazed - and gazed - but little thought What wealth the show to me had brought:
In vacant or in pensive mood, They flash upon that inward eye Which is the bliss of solitude; And then my heart with pleasure fills, And dances with the daffodils
|
Hoog drijvend boven berg en dal, Toen ik plotseling een massa zag, Een zee van gouden narcissen; Bij het meer, onder de bomen, Dansend en wuivend in de wind.
En twinkelen in de Melkweg, Strekten ze zich uit in rijen eindeloos Aan de oever van een baai: Tienduizend zag ik er met één oogopslag De koppen omhoog in montere dans.
Overtroffen de spett’rende golven in vreugde Een dichter kon niet anders zijn dan blij In zulk een vrolijk gezelschap: Ik staarde en staarde maar besefte niet Welke weelde deze aanblik me had geboden:
In een afwezige of zwaarmoedige bui, Zie ik ze plotseling in een flits terug. Zo is alleen zijn een zegen; En zwelt mijn hart van vreugde En danst het mee met de narcissen.
|