HEERMA VAN VOSS, Thomas


De derde persoon

…..
Ik verloor mijn geduld, zei hij.

Volgens mij was ik de enige die het hoorde. Hij praatte zacht en zonder enig spoor van emotie. Alsof hij de tekst al eindeloos in zijn hoofd had herhaald. Hooguit twee seconden keken we elkaar aan, toe draaide hij zich om en ging op bed zitten. In zijn houding zag ik niets wat wees op verdriet. Eerder verslagenheid, berusting. Het was duidelijk dat hij geen antwoord van me verlangde. Dat dit geen opmaat was tot een verhaal of verklaring, waarom zou hij ook praten? De schade was onherstelbaar, woorden konden het leed niet verzachten. Ik bleef langer dan bij andere gevangenen, in de krappe, nauwelijks verlichte cel die al jaren zijn thuis was. Tot een van de bewakers me op mijn schouders tikte en vroeg of ik meekwam.

Toen ik die avond thuis voor de badkamerspiegel stond, en mijn gerimpelde gezicht bekeek, zag ik hem weer voor me en hoorde een echo van zijn raspende, bijna versleten stem.

Ik. Verloor. Mijn. Geduld.

…..