VAN DER STEEN, Eric


Enkhuizen

Het carillon zingt helder door de regen,

de bleke regen van mijn vaderland,

en kleine grijze golven breken tegen

de lege schepen aan de waterkant,

en als het stil wordt nemen allerwegen

de oude dagen weder overhand:

hier hebben schepen uit den Oost gelegen,

het regent en de haven is verzand,

de lichte jaren zijn voorbij gevlogen,

nog wachten huizen in een smalle rij,

zij staren over zee met moede ogen:

de hoop laat niets, geen mens, geen ding, meer vrij,

zij wachten en wat zingt de hoop? Een logen,

want 't regent zacht en 't is voorgoed voorbij.