VAN REEN, Ton
De laatste woorden
Hij is de laatste man
die de taal van zijn ouders spreekt
de laatste die de taal van het overleven kent
en het woord voor het zoemen van de bijen weet
hij is de laatste die weet
hoe de schaar van de schaapscheerder heet
en hoe de naam luidt van de geest
die de wind kan laten zingen
Als hij spreekt
luistert alleen zijn huis nog naar hem
de wanden zijn het laatste klankbord van zijn bestaan
een leven lang hebben ze zijn woorden aanhoord
Soms, als hij roept, roepen de muren terug
met de kalk van het brokkelend dak
vallen de woorden onbegrepen rond hem neer
kapot, bijna geluidloos als stof
ongrijpbaar, niet zwaarder dan zijn adem
maar te zwaar om ze op te rapen
en opnieuw uit te spreken
Ook al leeft zijn taal nog in hem
de woorden raken verloren
ze zijn al dood voordat ze zijn mond verlaten
zonder betekenis verstillen ze achter zijn tanden
er blijft slechts gemurmel van klanken
die verstommen tot korsten van woorden
die stom op zijn lippen blijven liggen