VAN AKEN, Piet
De verraders
…..
Hij trok ongehaast de jas aan, stelde zonder verbazing vast dat hij hem als gegoten zat terwijl hij de lange rij knopen dichtreeg met vingers die rustig en zonder weifelen naar een vertrouwd gebaar plooiden. Het schuren van de hoge, nauwsluitende uniformkraag hinderde hem niet.
…..
Hij had zich tweemaal tegen God zelf verzet; zijn nederlaag had hem in zichzelf gesloten, in een bolster van valse trots, van even valse ongenaakbaarheid. Zijn integriteit was waan geweest; het was eenvoudig de koppigheid geweest waarmee hij geweigerd had zich met de mensen te meten nadat hij zich met God gemeten had. Door zich boven menselijke kleinheid, boven de corruptie te plaatsen had hij zich meteen buiten het leven geplaatst, buiten elke verzoeking die zijn zwakheid had kunnen blootleggen. De velen die hem gevolgd waren, die hem bewonderd hadden, had hij op een subtiele manier geofferd aan zijn trots, dacht hij.
.....
Klinkaart
…..
Ze bleef op de kamerdrempel staan, de deur wijd open latend, alsof op die manier Nel dichter bij haar was. Ze keek naar de lange, magere man die achter de tafel zat te schrijven, het beenderig, paarsachtig gelaat met de grove wenkbrauwen waarvan de uiteinden van zijn gezicht weg schenen te springen, de lange, gebogen neus, de grote mond met de smalle, wrede lippen. Toen de man het hoofd ophief zag ze zijn donkere ogen oplichten. Ze keek van hem weg en zag de schaal met sinaasappels die op de tafel stond. Het waren mooie, grote sinaasappels, fris en scherp van kleur. Ze zag opeens weer die andere sinaasappel voor zich, de eerste en de enige die niet ongenaakbaar buiten haar bereik was geweest, in gedachten opnieuw belevend hoe zij deze laatste voorbije zomer aangespoeld hout aan het rapen waren en hoe die sinaasappel, vlak tegen de oever aan, was komen aandrijven, langzaam en rustig op zichzelf draaiend, vlakbij en toch vreemd en onaantastbaar in het lichtjes van slijk doordesemd oeverwater der rivier.
“Doe de deur dicht en kom hier”, zei Krevelt. “Je hoeft niet bang te zijn, kleine. Je hoeft helemaal niet bang te zijn.”
Ze draaide zich om en deed de deur dicht. Terwijl ze de kamer inliep probeerde ze de blik uit die donkere ogen te ontwijken, hard naar de sinaasappels starend, in de redeloze, wilde hoop dat hun aanblik haar aan die verlammende angst ontheffen zou. Ze had plotseling, helder en schrijnend, het gevoel alsof die ene zomerse dag aan de rivier een eeuwigheid geleden door een vreemde was beleefd.
…..