PRIEELS, Guy
De diva en de demon
…..
Van haar kant heeft zij nooit enige belangstelling voor hem getoond, nooit toenadering gezocht, alsof zij hem reeds had vervloekt in haar schoot. Veertien en zwanger. Gepakt tegen haar wil en tegen haar wil uit huis geplaatst. Ze deugde niet en moest heropgevoed worden. Alsof die zwangerschap haar schuld was. Voortaan zouden anderen over haar lot beslissen, in haar plaats beslissingen nemen. Ze telde nog enkel mee als lijdend voorwerp. Toen zij na negen maanden van weerzin het vreemd ding uit haar lichaam perste, wendde zij het hoofd af. Eigenlijk gunde ze het kind dat haar leven had doen ontsporen het licht in de ogen niet.
…..
Zij is niet bang voor mannen, niet voor het merendeel onder hen. Mannen zijn grote kinderen. Ze willen spelen, over de bol worden geaaid en horen dat ze fantastisch zijn. Maar verder, op een paar gekken na, zijn ze volkomen ongevaarlijk en in de armen van een vrouw weerloos als baby’s. Uitzonderlijk duikt tussen die bonte bende een wezen op dat geboren wordt met hoorns, een staart en bokkenpoten en dat beter in de wieg was gesmoord. Max is zo’n individu. Max is geen man, Max is de duivel. Hij stinkt naar solfer.
…..
In november komt de slager langs, slaat het varken met een moker tussen de ogen, keelt het terwijl Max het bloed opvangt om er worst van te draaien, en versnijdt het hele beest. Hammen die in de pekel gaan, bloedworst, broodworst, broodworst, spek om te braden of te roken, koteletten, de kop voor kipkap en hoofdvlees, oren en poten om te garen in de hutspot Van de neus tot de staart, niks gaat verloren.
…..
Duisterlicht
…..
De enige vraag die ik Post Scriptum vandaag wenste te stellen, had ik willen bewaren tot het laatst. De hamvraag over de Pijp. Où est la Pipe? Ze ligt al dagen te branden op mijn tong. Ik heb er een tabakssmaak in mijn mond van gekregen. Ik had er niet iedere keer opnieuw willen over beginnen om zijn wrevel niet op te wekken. Ik spreek er je zelf wel over op het gepaste ogenblik, had hij me gezegd. Ik moest niet steeds weer over hetzelfde zeuren. Ik slik de vraag even gauw weer in wanneer hij het gaspedaal kordaat tot op tegen plank trapt en de wagen op twee banden door de bocht laat scheuren. Zot! Die kerel is gewoon knetter. Ik kan me nergens vastklampen. Ik mag voor mijn leven beginnen te vrezen.
…..
De wraak van meneer Jules
…..
Kom erin, broeder. Eigenlijk hadden we broeder Valerius verwacht en dan nog over een tweetal weken.” – “Ik weet het, mevrouw, maar ik heb een dubbele bedelronde toegewezen gekregen omdat pater Valerius momenteel bedlegerig is.”
“Is hij ziek?” vroeg mijn vrouw. “Geopereerd van een gesprongen appendicitis en als gevolg daarvan het vuur in de buik. ’t Is kantje boord geweest, maar hij wordt behandeld met een nieuw soort medicijn. Ik kan u geruststellen, hij is aan de beterhand.” – “Arme man, doe hem onze groeten.” – “Zal ik zeker doen,” zei de broeder.”
De boer schudde het hoofd alsof hij iets niet begreep.
“Hij zag er net zo uit als broeder Valerius: niet te groot, geblokt, blozend als een kriek en goed in het vlees, afijn, gezondheid te koop. Iemand die van het goede leven hield, maar dat zijn we van monniken al langer gewend. Hij stak met plezier een sigaar op en wees ook een neutje niet af. En conversatie, commissaris, echt een man van de wereld.”
‘Had hij een bepaald accent?’
‘Een Westfluut . Vriendelijk, beleefd. Trop poli pour être honnête , heb ik tot mijn schade moeten ondervinden.’ Ik zei dat hij enkele weken te vroeg was omdat de tarwekorrels die op de graanzolder lagen te drogen, nog wak waren. Ze moesten gedurende twee weken om de dag met de schoffel gekeerd worden. Indien hij het graan direct mee zou nemen, zou het rotten in de zak. En toen gebeurde het. “Ik wil helemaal geen tarwe,” zei die broeder. “Dit jaar ga ik voor geld.” Hij zei het lachend, ik had niets door. ”Geld hebben we nooit in huis,” zei ik. “Wat huishoudgeld, ja, een handvol,” zei mijn vrouw, “niet eens de moeite om weg te geven.” En hij: “Als ik geld zeg, mevrouw, bedoel ik geld, en niet een handvol. U hebt vanmorgen een pak effecten ontvangen en ik wil dat u mij die overhandigt.”
…..
Verloren levens
…..
België was tot enkele jaren gelden een bondgenoot van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, maar in 1936 besloot het kleine land in het hart van West-Europa, een eigen koers te varen en zich neutraal op te stellen, wat het agressieve Duitsland natuurlijk graag zag gebeuren. Tijdens de vergaderingen die hij bijwoont, is Jean regelmatig getuige van de spanningen tussen de autoritaire koning Leopold III en de politieke klasse. Die leiden van de ene crisis tot de andere en Richard ervaart hoe het politieke lot van een land kan afhangen van persoonlijke emoties, partijbelangen, koppigheid en dwarsliggerij waar enkel de extremisten garen bij spinnen.
…..
Het sermoen wordt gehouden door een begenadigd prediker
, le
père
Claeys-Bouüart S.J. Hij geeft telkens een staaltje van welsprekendheid weg voor de verzamelde
crème de la crème
. De pater kent zijn publiek. Het zijn de heersers. Zij hebben de pitten en de pruimen, bezitten de aarde en oogsten de vruchten, houden het kapitaal in de ene en de productiemiddelen in de andere hand. Wat hij zegt is van ondergeschikt belang, zolang hij zich maar uitdrukt in Gods eigen taal waarmee zijn gehoor zich onderscheidt van het Vlaamse gepeupel en zijn smeuïge dialect.
…..
(Dokter Martens, VNV : ) ‘
Elias? Duitsland heeft de oorlog overtuigend gewonnen en Elias doet het in zijn broek? De man kan dan bol staan van kennis, een simpele boerenwijsheid dat de smid het ijzer moet smeden als het heet is, ontgaat hem blijkbaar. Vlaanderen moet nu meer dan ooit op de bres staan. Kansen zullen ons niet op een schoteltje worden aangeboden, die moeten we zelf grijpen. De geschiedenis wacht niet op twijfelaars.
Sossen
en
tjeven
keren volop hun kar. Bij het VNV kunnen ze de verkoop van de lidkaarten niet bijhouden. De zoetwaterdemocraten zijn de poten onder onze stoel aan het wegzagen. Als we niet opletten, zitten zij straks op de plaats waar wij ons hachje op het spel hebben gezet. We moeten optreden. Dat getalm leidt nergens toe.’
Uitgemergeld, maar niet geknakt. Nog steeds dezelfde dweper. Zijn geestdrift voor de Vlaamse zaak is allerminst bekoeld en dokter Martens is helemaal klaar voor een nieuwe collaboratie.
…..
Dat Valeer
(
Valeer Billiet, Verzetsleider)
als vurig communist ook nog rabiaat flamingant kan zijn, gaat er bij Jules niet in. (…) ‘De kroon, de kerk, de justitie, het leger en het kapitaal zijn in handen van een Franstalige elite. Op de Vlaming wordt neergekeken, zijn taal wordt veracht. Mijn geboortestad is het schoolvoorbeeld van onderdrukking en uitbuiting, Gent is een stad van heren en knechten. Het Frans is de taal van de elite, het Vlaams de proletentaal. Taalverschil is standenverschil, de muur die de bovenlaag scheidt van het volk. Aan de ene kant tellen ze hun huizen, aan de andere kant hun luizen. Waarom is Gent de bakermat van het socialisme, denk je?’
…..
Zij (
Mimi Jongbloed
) knielt voor hem neer en maakt aanstalten om zijn broek los te knopen. Hij (
Oberleutnant Willy Hellmig
) zet twee stappen achteruit, richt het pistool op haar borst en drukt af. Ze valt achterover. Haar kleren kleuren helemaal rood. Hij buigt zich over haar heen. Zijn ogen vullen zich met tranen. Dan zet hij de loop van het pistool tegen zijn slaap en haalt de trekker over.
…..
Generaal Alexander
Freiherr
von Falkenhausen is een Duitse nobiljon, een Pruis van de oude stempel. Zijn minachting voor de Vlamingen, dat hij maar een volkje van lompe boeren vindt, is bekend. De oude sabelsleper vertoeft bij voorkeur in adellijke kringen en was een graag geziene gast op het paleis van Laken. Ons kent ons. Falkie is een snoeper, dol op mooie vrouwen, een verfijnde keuken, bourgogne grand cru, champagne en cognac. Hij heeft een uitgesproken afkeer van het nazisme en laat dat openlijk blijken als hij een glaasje te veel achter de kiezen heeft. Zijn onverholen bewondering gaat naar de Latijnse cultuur en in het bijzonder de Franse. Hij is dol op Parijs en niets ontspant hem meer dan een nacht in de
Moulin Rouge
in het gezelschap van een frivole danseres. Het grootste deel van zijn tijd brengt hij door in de sprookjesachtige omgeving van een kasteel in Seneffe in het gezelschap van zijn vriendin, prinses Ruspoli. De oorlog is niet voor iedereen slecht.
…..
Berghen van Gout
…..
“Mijnheer Donremy. Ik hoor u graag spreken, ik moet het bekennen. U hebt talent. Ik meen het. U bent welbespraakt, u krijgt het gezegd en u hoort ongetwijfeld uzelf graag spreken. Zéééér graag. Maar ik heb het gevoel dat u mij een zedenpreek aan het geven bent. En dàt, mijnheer Donremy, dàt hangt mij behoorlijk de kloten uit. Naar dat soort preken heb ik geluisterd van mijn kinderjaren tot mijn apenjaren. Van nonnen tot jezuïeten. Van rok tot rok. En ik ben er niet wijzer op geworden. En u, mijnheer Donremy, u doet mij daar heel erg aan denken, aan die tijd. U bent godverdomme ook een non, erger nog, u bent een jezuïet!
…..
Laila Mantini was één van die vrouwen waarvan zelfs de grond onder haar voeten het te heet kreeg.
(...) Wat Tom hier meemaakte was niets minder dan de heropstanding van het vlees! (...) Er restte hem niets anders dan te wachten op de coup de grâce door het mes van de jachtmeester. Hem zou hetzelfde lot te beurt vallen als het hert na een drijfjacht. Indien het ritueel vereiste dat hij werd geslacht, zijn lichaamsdelen onder de jagers verdeeld en zijn ingewanden aan de honden gevoerd, had hij daar vrede mee en wilde hij best eindigen als trofee, zolang zijn hart en edele delen maar aan Laila werden geofferd. Tom was kant en klaar om zijn lot te laten bezegelen. Hij zat als het ware te wachten op het begin en het einde van alles. Maak mij maar dood! Bijt me middendoor! Verslind me!
…..
In het wit, blafte moeder Rijmans. Het was een bevel. Zwanger of niet. In het wit, zoals elke maagd! Mijn dochter gaat ongeschonden naar het altaar! Zij heeft nog nooit haar benen uit elkaar gedaan, zij weet niet eens hoe een man er van onderen uitziet. Een zwangerschap was niet aan de orde, de geboorte was een zorg voor later. Zij moest maar ver genoeg gaan wonen om een kind te krijgen. In het wit en in het lang! Met een suite van twaalf koppels. Zij was die hele stoet van schoon volk al aan het samenstellen.
…..
Hij zat op de stoel naast het kleine bedje en vroeg aan de zuster of zij het meisje in zijn armen wilde leggen. Het lijfje was volkomen gewichtloos geworden. De brekende, lichtloze ogen staarden in het niets. Tom merkte niet eens wanneer zij ophield met ademen. Hij zweefde ergens met haar rond in een tijdloze ruimte. Het was de zuster die hem weer op aarde bracht door in zijn schouder te knijpen. Het was voorbij.
…..
Zijn geliefde Bijou was ooit een fluitconcert aan het geven op zijn instrument toen haar echtgenoot hen onverwachts op het nest viel. Ze hadden hem niet horen binnenkomen maar niettemin heeft die man toen bewezen dat hij zijn wereld kende. Hij wachtte beleefd achter de deur tot het laatste gefijfel uitgestorven was. Met het ontzagwekkende postuur van Rolfie voor ogen kan ik die echtgenoot best begrijpen.
Safety first
, zal hij gedacht hebben.
…..
om het gruwelijke zonlicht niet te zien dat hij voor het laatst heeft zien opkomen na de verschrikkelijke storm in de nacht van 1 februari 1953, toen in Zeeland de wereld was vergaan en hij zich als enige overlevende van de familie op het dak van hun huis in redding had kunnen brengen. Toen de zon zich verhief, leerde de kleine Balder de verschrikking van de stilte kennen. Moederziel alleen, meer dood dan levend, stijf bevroren, was hij achtergebleven te midden van het overstroomde land. Uren later werd hij teruggevonden door vissers. Iedereen was verdwenen, al zijn geliefden. Zijn vader en moeder, zijn broers en zusters.
…..
Een rijkaard uit Nederland is pas écht rijk. De zonen van Calvijn hebben eeuwenlang de halve wereld versjacherd. Ze weten wat geld verdienen betekent en bovendien zijn ze erg zuinig op de centen. Ze weten niet alleen hoe er aan te komen, ze weten ze nog op te potten ook. Wat een even grote kunst is.
…..