VAN DE VELDE, Roger
Recht op antwoord
(Pamflet)
…..
…. is het rechtvaardig dat een vent, die zijn driejarig zoontje met sadistische wellust mishandelt en van ontbering laat wegkwijnen, veroordeeld wordt tot drie maanden gevangenisstraf en een geldboete van 2.000fr., zoals ik dezer dagen in de krant lees, terwijl een andere vent als zes jaren achter de tralies zit te rotten omdat hij wat geknoeid heeft met een verraderlijk medicijn?
…..
dit heeft mede tot gevolg, dat ik één der schaarse officieel door de Staat onderhouden schrijvers in Vlaanderen ben. En het méést verwonderlijke is wel, dat ik voor het behoud van die felbegeerde status niet eens hoef te schrijven. Volhardend in mijn particuliere boosheid en rustend op mijn prille lauweren zou ik mij inderdaad kunnen veroorloven, zonder verdere literaire tegenprestaties, schaamteloos uit de penitentiaire staatsruif te blijven eten …. In Vlaamse letterlievende kringen zal het nu wel stilaan wel een achter de hand gefluisterde publieke roddel zijn geworden dat ik, afgezien ven enkele doorgaans zeer korte intervallen van voorwaardelijke vrijheid, nagenoeg acht jaren heb doorgebracht in de gevangenissen van Antwerpen, Merksplas, Doornik en Turnhout wegens het stiekem slikken van pijnstillende pilletjes zonder moderne ordonnantie.
…..
Kaas met gaatjes
…..
Met mijn gezicht vlak bij de spiegel van de badkamer keek ik vaak aandachtig naar de blauwe kussentjes onder mijn ogen en dacht daarbij aan dat wrange gedicht van Marnix Gijsen. Ook ik droomde er soms van om aan de Schelde of ergens anders op een verlaten plek te liggen en te staren naar de blonde vaart van de wolken.
…..
‘Ik ben geen alcoholist,’ schreeuwde ik. ‘Ik drink niet voor mijn genoegen. Ik drink omdat ik niet anders kan. Zoals men ademhaalt en naar het toilet gaat. Als ik plotseling zou ophouden met drinken zou ik waarschijnlijk gek worden en zelfmoord plegen of een ongeluk begaan. Ik weet dat zoiets absurd klinkt, maar jij kunt dat niet begrijpen. Niemand kan het begrijpen. Ik begrijp het zelf niet. Het is geen ziekte, zoals dokters zullen beweren. Het is een strijd, die ik alleen moet uitvechten, zonder behulp van psychiatrische foefjes, sociale werkers of farmaceutische lapmiddeltjes. Ik wil mij in die strijd door niets of niemand laten dwingen.’ Het was de typische argumentatie van een alcoholist.
…..
Galgenaas
Dimitrios Christos Papathanassiou
…..
Zo kwam Papa terecht op de psychiatrische sectie. Ook dit was weer niet reglementair, want de psychiatrische sectie is een gemeenschappelijke zaal, voorbehouden aan ontoerekenbare gedetineerden die onder toepassing vallen van de wet van Sociaal Verweer. En met Sociaal Verweer had Papa niets te maken, al was het misschien niet allemaal logisch en verantwoord wat hij debiteerde. In gezelschap zal hij waarschijnlijk rustiger worden en geleidelijk zijn zelfvertrouwen herwinnen, dacht de psychiater. De toneelactrice met het Shakespeare-complex had zich ook spoedig aangepast in de gemeenschappelijke zaal van een psychiatrisch rustoord, waar zij van de morgen tot de avond bridge kon spelen.
Maar de psychiatrische sectie van een gevangenis is geen rustoord. Het is een zaal met het rudimentair decor van een opslagplaats voor koloniale waren, en er lopen jongens rond met een zeer vreemde glans in zeer troebele ogen.
Nochtans scheen Papa zich uitstekend aan te passen in dit bevreemdend milieu. Hij verwierf zelfs spoedig een zekere populariteit onder zijn lotgenoten omdat hij de enige was die zich kon veroorloven met een sublieme onverschilligheid alle voorschriften, richtlijnen en beknottingen van het reglement volstrekt te negeren. Papa bleef onverstoorbaar tot in de late voormiddag onder de wol liggen, rookte sigaretten in bed, en bleef zolang en zo hardnekkig zaniken tot hij een dubbel rantsoen vlees, vis of kaas wist los te maken.
Aanvankelijk trachtten de bewakers hem herhaaldelijk tot de orde te roepen, maar het bleek onbegonnen werk die knaap een redelijk begrip aan het verstand te brengen en daarenboven ontlokte de geringste opmerking één van die bruisende, fulminante cascades waaraan het eerste kwartier geen einde kwam. Ten slotte gaven de bewakers hem zijn zin om van zijn onstuimige commentaar gespaard te blijven. Zij lieten hem zelfs met rust wanneer zijn nonchalance ontaardde in het meest demonstratieve anarchisme, want eenmaal geacclimatiseerd gewaardigde Papa zich voor niemand meer uit zijn bed te stappen; zelfs niet wanneer de directeur in eigen persoon op inspectie kwam en de rest van het gezelschap stijf in het gelid sprong.
Wat Papa daarenboven populair maakte, was zijn uitgesproken sympathie voor de zwakken. Het mocht dan zijn dat hij geen jota begreep van de landstaal zijner metgezellen, maar hij rook en voelde de nood der weerlozen. Papa was altijd bereid om vierklauwens in het strijdperk te treden en storm te lopen tegen elk geüniformeerd gezag wanneer hij meende dat de rechten en belangen Van zijn medegevangenen belaagd werden.
Soms gaf deze spontane ridderlijkheid weleens aanleiding tot jammerlijke misverstanden, maar over het algemeen wekte zijn onversaagdheid een steil ontzag. Het was dus normaal dat zijn gewaardeerde solidariteit gehonoreerd werd met allerhande steekpenningen in de vorm van sigaretten, koffie, chocolade en andere versnaperingen.
Gedurende twee maanden en twee weken sleet Papa het leven van een baron met pensioen, en toen kwam eindelijk, tot grote opluchting van directie en personeel, een bericht van het consulaat waarin gemeld werd dat een Grieks schip de haven was binnengevaren en dat de genaamde Dimitrios Christos Papathanassiou als stoker kon aanmonsteren.
Om te verijdelen dat de kapitein van die Griekse schuit op zijn heilzaam besluit zou terugkomen, liet de directeur Papa onmiddellijk bij zich roepen om hem op staande voet zijn ontslag uit het Huis van Bewaring te betekenen. Op het ogenblik dat hij zijn handtekening plaatste op het formulier van vrijstelling, kwam hij echter tot de vaststelling dat zich eens te meer een probleem stelde. Hoe moest hij die Griek duidelijk maken dat hij kon ophoepelen en dat hij zich onverwijld diende te melden aan boord van het stoomschip ‘Helikon’, gemeerd aan nummer 217 der dokken?
Terwijl de directeur nog in beraad stond of hij de Griek naar het consulaat zou laten voeren, dan wel iemand van het consulaat naar de gevangenis zou laten komen, zei Papa langs zijn neus weg in onberispelijk Engels: 'I guess this is the end of my adventure, sir. May I kindly express my gratitude for your hospitality?'
Er volgden op deze onverwachte verklaring enkele ogenblikken stilte, als na een verbijsterend orakel. Toen voegde Papa er onverstoorbaar aan toe, met een ietwat slepend accent: 'Entre nous, monsieur le directeur, cette histoire de claustrophobic était évidemment de la couillonade et je m’en excuse, mais vous comprenez qu'un zigomar se débrouille en prison. Maintenant, si vous voulez bien me permettre de prendre congé.'
De directeur kreeg een purperrode kleur en opende de mond om een lelijk woord af te stomen, maar hij wist zich met enige moeite te bedwingen omdat een gevangenisdirecteur, zelfs in de meest rocamboleske omstandigheden, zijn ambtelijke ernst moet behouden. Hij duwde de Griek het formulier van vrijstelling in de hand, opende met een brede zwaai de deur van zijn bureel en sprak met een lichtjes bevende maar waardige stem dat éne woord, waarop Papa twee maanden en twee weken had zitten wachten: 'Dehors!'
Dimitrios Christos Papathanassiou uit Navarino aarzelde geen seconde om aan dit dwingende verzoek gevolg te geven. Hij liep de straat op met die jubelende manifestatie van zijn jeugd, met 200 gram marihuana in de voering van zijn tweedjasje en onder zijn vervaarlijke knevel een nauwelijks merkbare glimlach.
…..
De knetterende schedels
…..
Het was redelijkerwijze niet mogelijk en toch zag ik het met eigen ogen gebeuren.
Met het zware buizenstel van de centrale verwarming boven zijn hoofd geheven stormde Vukovic briesend door de zaal. Hij had het lompe metalen blok met enkele forse rukken van de muur gesleurd en begon met dit vervaarlijke wapen aan een wilde achtervolging op de gillende Sneyers die hals-over-kop een toevluchtsoord zocht, uitgerekend onder mijn stoel. Janos Vukovic was een boom van een vent met een fenomenale kracht. Over zijn krachtpatserijen deden in het asiel de meest exuberante verhalen de ronde, die slechts voor de helft met fantasie waren gekruid. Legendarisch was zijn exploot van de tuchtcel, waar hij drie bewakers met de hoofden tegen elkaar bewusteloos had geknokt. Minder baldadig maar al even indrukwekkend was zijn prestatie toen hij voor een weddenschap de logge biljarttafel aan één kant tot schouderhoogte van de grond tilde en vervolgens naar de andere kant van de zaal sleepte. Met het uitbreken van de centrale verwarming voegde hij een nieuw record toe aan het palmares van zijn ongewone spierkracht.
…..