HEMMERECHTS, Kristien



Haar bloed

…..
Ze had niet gevraagd of ze het mocht zien. Daar voelde ze zich pas schuldig over toen vriendinnen haar begonnen te vragen of het een jongetje of een meisje was. En of ze hem of haar nog had vastgehouden. Ze schrokken toen ze hun zei dat er geen begrafenis of crematie was geweest. Ze schrokken echt.

Wat was er met het lijkje gebeurd? Had het ziekenhuis een aparte verbrandingsoven voor foetussen? Of werd alle afval samen verbrand? Ze hoedde zich ervoor dat woord in het bijzijn van haar vriendinnen te gebruiken. Afval. Later had haar eigen gynaecoloog zijn duim en wijsvinger uitgespreid om te tonen hoe groot het kindje was geweest. 'Hooguit zeventien centimeter. En waarschijnlijk met een chromosomale afwijking. Beter zo, mevrouw. Beter zo.' Zeventien. Dat was groter dan ze had gedacht.”
…..


Veel vrouwen, af en toe een man

…..
Ze keek niet naar zijn gezicht, maar naar zijn lijf dat ze beter kende dan haar eigen lijf en dat dus een beetje haar lijf was. Ivo lichtte een arm van het bed om haar naar zich toe te trekken, maar ze sloeg de arm weg. Ze wilde niet worden afgeleid. Ze wilde kijken naar het gladde witte wintervel van zijn schouders, de zwarte krulletjes rond zijn kleine donkere tepels, de rimpeltjes in de huid rond de navel. Ze wilde met haar lippen over zijn eikel wrijven, het vocht proeven dat uit het gaatje lekte, zich afvragen of het sperma was. Ze wilde hem kneden, voelen, strelen, beklimmen, bijten, knijpen. Ze keek naar zijn gezicht, lachte, sperde haar mond open en zette haar tanden in zijn schouders.

…..