Ellen (Dina MOLLINGER)
Dag-begin
De dag is jong. Ik zoek de duinenstilte
Langs zonn'ge zwerveweg, waar zeeëzilte
Zich legt als frisse dauw op oge' en mond.
In iedre ademteug doe 'k vreugde vinden;
Er gaat gewaai van wilde, wilde winden
Die juichend stuiven langs de blonde grond.
In 't groot geruis, als luist'rend, staan de duinen;
Een zongestraal begoudelt wuive-kruinen
Van pluim'ge sparrehoofden. Alles lacht
De jonge morgen toe, waar 'k met de meeuwen
Mijn blijde luim luid uit zou willen schreeuwen,
Om dit begin van klare dagepracht.
Ver...., veilig ver.... zijn alle lauwe mensen
En van mij vallen onvervulde wensen
Die mij vervolgden op mijn levenstocht.
O zuivre vreugd, die hier tot me uitgezegen
Op morgengang langs zonn'ge zwerve-wegen,
Ach, dat gij nimmer, nimmer einden mocht!
/////////////////////////////////////
Ik zou een speeltuig willen zijn
waarover bei' je handen gingen
en al wat gij in mij gewekt
zou daar in zangen uit gaan zingen.
Dan brak daar uit een vlammend lied
van passiepracht, van zielebranden...
Je hand zou in de snaren slaan...
Zij zouden sidd'ren in je handen
die 'k liefheb, die ik stil bestaar
en om mijn hoofd zou willen leggen...
Maar 'k ben een vrouw... Ik zwijg en wacht
in zwijgenis die zwaar van zeggen.
O duldeloos-geheime pijn
van doorn-omwonden weeldedromen
waarin ik mij je liefste zie
en wéét: Zo zal het nimmer komen!