KENTER, Leo



Achter glas -


Ik tuurde in de gracht en zag mezelf op de brug

Op een stille nacht op de Zeedijk

Ik was bij vrouw en kind weg en dacht ik kom nooit meer terug

Moe van alle ruzie en gezeik

Een koude wind gleed langs mijn rug en fluisterde mijn naam

Ik keek om maar zag geen mens op straat

Alleen een blonde dame rood verlicht achter een raam

Ze wenkte en toen was het al te laat


Ze kleedde zich weer aan terwijl ik halfnaakt daar zat

Toen zag ze plots mijn tranen op het bed

Ze nam me in haar armen en zei stil maar lieve schat

Kom vertel het eens aan Bleke Jet

We praatten tot het ochtend werd toen zei ze het is tijd

Ik denk dat je wel weet wat je moet doen

Ze bracht me naar de deur even stond ik daar in strijd

En gaf haar onverwachts een afscheidszoen


Ik ging terug naar mijn gezin en alles kwam weer goed

Dus ik wilde Jet bedanken voor haar raad

Maar het huis op de Zeedijk waar ik haar had ontmoet

Dat zocht ik uren zonder resultaat

Uiteindelijk ben ik een oud café binnengegaan

En vroeg kent iemand hier soms Bleke Jet

Een doodse stilte viel en men keek mij geschrokken aan

En iemand prevelde een kort gebed


Het is veertig jaar geleden zei de kastelein toen zacht

Een man was smoorverliefd op onze Jet

Maar zijn vrouw ze kwam erachter en heeft midden in de nacht

Het bordeel in vuur en vlam gezet

We hoorden Jet nog gillen maar we konden er niet bij

Het huis is tot de grond toe afgebrand

Maar af en toe verschijnt ze nog aan iemand zoals jij

Je deed haar denken aan haar laatste klant