VANDELOO, Jos
Het gevaar
…..
Fred Benting staat op en gaat naar de machine. Hij plaatst zijn voeten in de voorziene ruimten. Zijn handen moet hij recht vooruit steken in de twee openingen, onder de woorden:
left hand / right hand
. In het midden is er de ronde wijzerplaat. Er begint een lamp te branden. ER ZIJN OVERAL LAMPEN. DIT IS EEN WERELD VAN WITTE, RODE EN GROENE OGEN. KLEINE LAMPEN REGEREN BOOSAARDIG IN DIT DOMEIN. De wijzers komen in beweging en klimmen dadelijk snel omhoog. Dokter Polak knikt vermoeid het hoofd. Hij is ineens een meewarige, oude man in een te ruim veiligheidspak. Hij beweegt zich in het grensgebied van de menselijke machteloosheid. Nu kan hij niet langer zijn dunne, grijze haren, zijn rimpels en zijn bevende handen verbergen. Hij is zeer oud en zeer moe.
…..
De muur
…..
Op de stroom van mensen dreef ik mee door de tunnel buiten het station. Als een stuk hout op het water: nu en dan blijft het even haken, maar dan sleurt de vloed het weer verder. De uitgang: een gapende muil, die duizenden mensen de stad in spuwde. De stroom werd breder en liep nu vrij uit in de stratendelta.
…..
De vijand
…..
Daarna kwam hij weer in onze richting gestapt, in zijn rechterhand een dreigende revolver. Hij keek grimmig naar de vaders, die nog altijd omringd waren door de soldaten. Dan riep hij met krijsende en haast overslaande stem een bars bevel.
De mannen moesten vooruit. De soldaten liepen er omheen. Mijn twee broers stonden troostend als kleine bange jongens bij mijn moeder. Het groepje kwam traag in beweging. Overal was er lawaai en tumult en geschreeuw en geroep. Ik voelde mij ontzettend eenzaam. Een vrouw knielde neer en stak smekend en huilend haar armen naar de hemel. Een ander viel languit in het slijk. Mijn vader ging vooraan. Hij hield zijn hoofd rechtop, bleek, en ik zag hoe zijn mond zenuwachtig beefde.
…..