BAUER, Raoul
Omzien in vreugde, weemoed en bitterheid
(
Info-Temse, juni 2000)
.….
Mijn herinneringen aan Temse zijn als een nog onafgewerkt schilderij met vele kleurschakeringen. Helle en frisse tinten wisselen af met donkere vlekken: sommige personages staan daarbij helder gepenseeld, anderen lijken eerder weggezonken in de achtergrond: bepaalde gebeurtenissen dringen zich zo op, dat ze lijken pas gisteren geschilderd te zijn, andere dragen reeds de vermoeide schaduw van een voortschrijdende vergetelheid. De lijnen die al deze personen en feiten verbinden, lopen vaak diffuus over het doek en zijn niet steeds even duidelijk. Nochtans weet ik dat ze daar ergens in het verleden, dat toen nog heden was, gebeurd zijn. Ik bewaar er in ieder geval een beeld van.
…..
Het huis waar ik woonde (
Eeckhoutdriesstraat 48, in de volksmond Klaanaai
genoemd,
RDS
), was een uitzonderlijke plek, niet omdat het zo prachtig oogde of van een opvallende architectuur of grootte was. Dat was het zeker niet. Onze gewone bijna-arbeiderswoning stond wat eentonig in een rij van gelijkaardige, even onopvallende huizen. Voorbijgangers zouden het zeker geen blik gegund hebben!
…..
Het is duidelijk dat het uitzonderlijke karakter van dit huis te maken had met de herinneringen die er thuishoorden. Naast deze huizen komen uit het verleden nog twee plaatsen zeer nadrukkelijk naar voren. Een eerste is de Broederschool in de Akkerstraat (…..). Tot en met het vijfde leerjaar verbleef ik daar. Zalige momenten heb ik er beleefd met schitterende meesters. Hun gezichten zie ik nog voor mij, maar hun namen zijn jammer genoeg grotendeels verdwenen. Tijdens het jaar in het college van Sint-Niklaas bleek trouwens de deugdelijkheid van hun onderwijs.
…..
Die schrale materiële kant is in het geval van mijn grootvader wellicht niet de meest tragische. Dat ligt anders. Op een moment dat ik al min of meer kon begrijpen wat rondom mij gebeurde, kreeg ik hartzeer bij de tragiek die zijn levensavond tekende. In feite was hij een fiere man, die uitkwam voor zijn socialistische overtuiging. Jammer genoeg was de bekommernis niet wederkerig. De partij met de grote, in Temse levende bonzen op kop, hebben hem, na nochtans lange jaren trouwe dienst, gedumpt als afval. In zijn laatste levensjaar kwam hij zelfs niet meer aan het venster kijken, wanneer de 1 Mei-optocht voorbijtrok. Als pauwen liepen zij daar, zogenaamd in dienst van de kleine man: één grote leugen was het. Dat althans las ik in zijn ogen. Zelden heb ik zoveel treurnis gezien om een verloren ideaal.
…..
Stilaan in de loop van de jaren ’55-’60 ben ik weggegroeid uit die straat, waar ik nochtans bleef wonen. Als los zand liep de mij zo bekende omgeving door mijn vingers. Van mijn jeugdvrienden geraakte ik vervreemd. Niemand kon hier iets aan doen, maar aangenaam was anders. Op enkele uitzonderingen na, zag ik hen nog regelmatig. maar het gesprek stokte telkens vlug. Onze werelden liepen uiteen. Op een moment dat ik zat te zwoegen op Griekse stamtijden, werkten zij als jong volwassenen reeds op de werf, praatten zij over hun lief en over het zaterdagse bal. Ik was voor hen een vreemde geworden en zij voor mij. Het was duidelijk dat de kinderjaren definitief voorbij waren.
…..
Anders was mijn vader. Een levensgenieter was ook hij, maar toch met een ondergrond van ernst, zowel tegenover mij als in zijn beroep. Met ontzag denk ik er steeds aan terug. hoe hij rond de jaren zestig, dus reeds aanleunend bij de vijftig jaar, avond na avond zat te studeren om zijn examen van politieofficier te kunnen afleggen. Wakker liggend in mijn bed, hoorde ik hem in de keuken luidop worstelen met de cursus over de geschiedenis van België. En hij is er geraakt!
…..