GARCIA LORCA, Federico
ni Sevilla tiene amor. Morena, qué luz de fuego. Préstame tu quitasol.
zumo de lima y limón, tus palabras, pececillos, nadarán alrededor.
Ay, amor. Ni Sevilla tiene amor!
|
en in Sevilla vind je ook geen liefde. Brunette, wàt een licht van vuur. Leen me je parasol.
- sap van limoen en citroen -, je woorden – visjes -
zwemmen rond.
Oh!, liefste.
nor does Sevilla has love. Brunette, what a firelight, lend me your parasol.
juice of lime and lemon your words, tiny fishes, will swim around.
Ay, love! And there is no love in Sevilla!
|
un hombro donde solloza la muerte y un bosque de palomas disecadas. Hay un fragmento de la mañana en el museo de la escarcha. Hay un salón con mil ventanas. ¡Ay, ay, ay, ay!
Toma este vals con la boca cerrada.
de sí, de muerte y de coñac
que moja su cola en el mar.
con la butaca y el libro muerto, por el melancólico pasillo, en el oscuro desván del lirio, en nuestra cama de la luna y en la danza que sueña la tortuga. ¡Ay, ay, ay, ay!
Toma este vals de quebrada cintura.
donde juegan tu boca y los ecos. Hay una muerte para piano que pinta de azul a los muchachos. Hay mendigos por los tejados. Hay frescas guirnaldas de llanto. ¡Ay, ay, ay, ay!
Toma este vals que se muere en mis brazos.
en el desván donde juegan los niños, soñando viejas luces de Hungría por los rumores de la tarde tibia, viendo ovejas y lirios de nieve por el silencio oscuro de tu frente. ¡Ay, ay, ay, ay!
Toma este vals del "Te quiero siempre".
con un disfraz que tenga cabeza de río. ¡Mira qué orilla tengo de jacintos! Dejaré mi boca entre tus piernas, mi alma en fotografías y azucenas, y en las ondas oscuras de tu andar quiero, amor mío, amor mío, dejar,
violín y sepulcro, las cintas del vals
.
|
een schouder waarop de dood uithuilt, een bos van opgezette duivenlichamen. Er is een flard van de morgen in ‘t museum van rijm geborgen, Er is een zaal met duizend ramen. Ai, ai, ai, ai! Wals met mij met de mond verborgen.
van ja, van dood en brandewijn die zijn sleep in de zee dipt.
met de leunstoel en de dode zang, door de droefgeestige gang, op de duistere zolder met leliebehang, in ons bed van de maan is het feest en in de droomdans der schildpad het meest. Ai, ai, ai, ai! Wals met mij de dans van de gebroken leest.
waarin je mond en de echo’s opfleuren. Aan de piano wordt doods gezwegen zó dat de jongens er blauw van kleuren. Er zijn bedelaars op daken te bespeuren. Er zijn verse kransen van snikken geregen. Ai, ai, ai, ai! Wals met mij in mijn armen uitentreuren.
op zolder waar kinderen spelen, 'k Wil van oude Hongaarse lampen dromen, die door ‘t rumoer van de lauwe middag komen, schapen zien en lelies van sneeuwlicht doorheen de donkere stilte van je gezicht. Ai, ai, ai, ai! Wals met mij dit eeuwige liefdesgedicht.
vermomd als 't hoofd van een rivier. Kijk naar mijn oevers van hyacinten! ‘k Zal mijn mond tussen je dijen begraven, mijn ziel aan foto’s en witlelies laven, en in je donkere rondingen dolen mijn lief, mijn lief, ik wil je beloven viool en graf, de linten van de wals.
|
Poema para los muertos
Yo me cortaré la mano derecha. Espera. Las hierbas. Tengo un guante de mercurio y otro de seda. Espera. ¡Las hierbas! No solloces. Silencio, que no nos sientan. Espera.! ¡Las hierbas! Se cayeron las estatuas al abrirse la gran puerta.
¡Las hierbaaas!
|
Ik ga mijn rechterhand afhakken. Wacht even. Het gras. Ik heb een handschoen van kwikzilver en een andere van zijde. Wacht even. Het gras! Snik niet. Stil, dat ze ons niet horen. Wacht even! Het gras! De beelden verbrokkelen bij het opengaan van de poort. Het graààs !
|
es un remanso del amor.
un remanso del tiempo. Un nudo del tiempo.
un remanso del grito.
|
is een rustplek van de liefde.
een water van de tijd. Een knoop in de tijd.
een haven van de schreeuw.
|