Geert Jan BEECKMAN



weeshuis


De ramen hebben de kinderen bijeen geroepen.

Meisjes jongens ogen achter glas

het is een heldere dag een schreeuw

staat in de vensterbank.


Wat houden hun meesters achter de hand.

Een stemmentemmer een traphal die galmt

en op bevroren tijden het ratelen van de bedden.

Het grondwater uit het bange geslacht.


Verzwegen op papier tellen wij de ontelbaren

de slaapliedjes die de benen breken.

In precieze stiltes. In hele stenen

onder een onaantastbaar dak.


Zij staan daar om te bestaan

en wegen op het licht. Nu moeten

wij kijken. Voor alle genade voor

hun huidhonger naar affectie.


Wij staan verder af dan beneden.

Verloren voor de kans

hun namen ooit te weten.