SPIGT, Frederique



Rotterdam


Huizen hoog, een grijze mast

Het wakend oog op ons gericht

Zo schoon, 't beeld van deze stad

Alsof zij van binnenuit wordt verlicht

Een zwaan die rust, 't wiegen nimmer staakt

Daar de god der zee bij haar zijn roes uitslaapt.


Rotterdam, gestolen schat

Rotterdam, stad zonder hart

Rotterdam, gestolen stad.


De bliksem splijt de grauwe lucht

Met weergaloze kracht

Donder, traag gebulder

Dreunt dreigend door de nacht

Zij die nog leven, opnieuw bevreesd

Zij die weten hoe de oorlog is geweest.


Rotterdam, gestolen schat

…..

Hoge hakken, natte klinkers

Korte rokken, lippen rood

Verbergen haar verwoest gezicht

Op de markt van de dood

Hij kruipt, hij krimpt

Zij kreunt, ze lacht

Om de roes die elders op haar wacht.


De rivier doorklieft de oude stad

Met haar stromend, roestend goud

Steen, staal, vuur en glans

Het nieuwe hart dat zich ontvouwt

Elke zeeman, of hij die gaat

Kent een liefde voor de stad

Die zich niet beschrijven laat.


Rotterdam, gestolen schat
…..