ANSLO, Reyer



De pest te Napels

…..
Een ongezonde poel gelegen in het Zuiden,

 Vergiftigt hier de lucht en boomgewas en kruiden.

 Geen vogel, die hier met zijn wieken overdrijft,

 Als bij Avernus lak  1 , lang in het leven blijft,

 Maar valt terstond omlaag; geen herder laat hier drinken

 Zijn zat geweide vee, gewaarschuwd door het stinken.

 Het is er droef en naar. Hier heeft de pest haar hof,

 En altijd tot haar' dienst veel toebereide stof

 Om haar vergiftig zaad in stad of rijk te zaaien,

 En daar in overvloed de vruchten van te maaien

 Met lijken zonder tal; 't is haar een tijd van oegst,

 Wanneer de steden doods, en d'akkers zijn verwoest.

 Hier staat haar zetel vast, van hier af zal zij trekken

 Tot aan des wereld eind, en verst gelegen plekken,

 En wordt haar vuur gedoofd aan d'een of d'andere kust,

 Hier is het in zijn kracht, en nimmer uitgeblust,

 Maar dag en nacht gevoed, gelijk Vestaler nonnen

 Aankweekten 't eeuwig vuur, nooit van de slaap verwonnen.

 Nu had zij 't weer gemunt op Napels, 't eelst geweld

 Der wereld, van natuur tot 's volks gemenebest

 Begaafd met vruchtbaarheid en groot getal van zielen.

 Daar lagen aan de zee zes koninklijke kielen

 Vol krijgsvolk, dat in dienst der Spaanse monarchij

 Naar Napels werd gevoerd; zij vist op dit getij

 En geeft zich mede t' scheep, en laat zich overbrengen.

 Terwijl zij haar vergift allengs begint te mengen

 En spreiden binnenboord; niets blijft er ongeraakt;

 Zij kruipt gestadig voort, hetzij men slaapt of waakt,

 En schoon 't niet wordt gemerkt, versteekt zich in de plooien

 Der kleren hier en daar, ja nestelt in de kooien.

 Zo gaat de vloot door zee, waar die de golven klooft.

 Daar zweeft een bange zucht en nevel boven 't hoofd.

1

Het Meer van Averno.

…..

(Bewerking Zaj DE MEESTER)


Op de Nederlandse woordenschat van Joan Hofman

…..
o Neêrland! wie is u in spraak gelijk

Zo kort, zo net, zo zin-, zo woordenrijk?

Niet dat ik, van een ijdle waan bezeten,

Wil onze taal een Paradijstaal heten;

Maar 't dunkt me vreemd, dat gij uw zuivre spraak

Besmet en vindt in een onzuivre smaak.

Wilt gij uw goud voor zilver gaan opzetten,

en wisselen uw zij voor vuile sletten?

Zo komt het als ge uw eigen taal versmaadt,

Dat gij u zelf noch anderen verstaat.

…..
(Bewerking: Zaj DE MEESTER)