DEBROT, Cola
Mijn zuster de negerin
…..
Het is ook wonderbaarlijk dat ik hier op dit eiland, waar ik geboren ben, terugkom, omdat mijn vader mijn moeder volgde, nu ook dood is, en misschien ook omdat ik genoeg heb van Europa waar men veel te weinig negers ziet. Ik ben blij dat ik voorgoed rijk ben. Bij een negerin wil ik leven. Ik zal haar noemen: mijn zuster de negerin. Ik haatte in Europa de bleke gezichten met hun visachtige kilheid, hun gebrek aan broederlijke en zusterlijke sympathie.
…..
Frits wendde zich om. Een zware weg terug naar het huis, waar hij een zuster had gevonden, maar een minnares verloren. Hij was zo moe dat hij slechts een kort ogenblik naar uitvluchten zocht tegenover Maria, om het dadelijk weer op te geven. Kome wat komen moge! Toen hij evenwel haar deur ontsloot en licht vond in haar kamer, begreep hij dadelijk dat de angstkreet van Wantsjo ook tot hier was doorgedrongen. Zij lag half overeind op het bed, met de ogen wijd open naar de grond gericht. Hij zette zich naast haar, wist niet wat te zeggen, keek ook naar de grond. Tenslotte legde hij zijn arm om haar schouder. Hij drukte zijn gezicht tegen het hare. Zij liet hem begaan maar haar gezicht drukte niet, als indertijd dat van zijn moeder, tegen het zijne terug. Zo zaten zij even naast elkaar. Toen begon hij langzaam haar heen en weer te wiegen. Daarbij maakte hij, evenals indertijd bij zijn moeder, dat zoemende geluid, diep uit de borst en waarbij de tanden niet vaneen gaan. De tranen rolden langzaam uit haar ogen
…..