KAYZER, Wim
Een schitterend ongeluk
…..
Ze loopt ogenschijnlijk kalm door de enorme hal naar de dichtstbijzijnde balie, maar Timo ziet als hij achter haar aan loopt hoe ze dwangmatig alle vegen in de tegelvloer probeert te mijden en haar stappen telt. Ze vraagt aan een mevrouw achter de balie naar de afdeling spoedeisende hulp. Zo heet dat natuurlijk. Stom. Karin knikt als de mevrouw achter de balie uitlegt hoe ze binnendoor kunnen lopen. Het is een onsamenhangende brij va nummers van gangen en afdelingen.
…..
De waarnemer
…..
Op de hoeve is het dorp er wel, maar het is vijf kilometer verderop, onzichtbaar en maar heel af en toe hoorbaar. Alleen bij noordoostenwind – als die tenminste niet te hard waait, maar ook weer niet te schuchter – worden de geluiden naar de hoeve geblazen. Het is of iemand in het dorp alle geluiden verzamelt, al die flarden van zinnen, de ruzies, het gerinkel in het café, het gerommel van madame Dhombres in haar bedoeninkje, het gejank van de brommers in de Grand Rue, Monsieur Lafont die zich opwindt bij het kaartspel, de fragiele Francine die veel te vroeg getrouwd is en ’s avond, als de kinderen naar bed zijn, platen van de Beatles draait alsof het nog 1970 is, dat alles wordt als een geluidsbal de berg opgegooid, waar hij onder de kim uiteenspat tot een zee van geluidsfragmenten waaruit alles zich bedenken laat. Maar dat is slechts heel af en toe: twee, drie keer er jaar. Verder is het hier stil.
…..
Van de schoonheid en de troost
…..
(Stephen Jay GOULD)
…..
Er is geen schepper, dus moeten we zelf het leven zin geven.
…..
We leven in een universum dat niet werkt zoals wij zouden willen, waarom zou het? Het is niet voor ons gebouwd.
…..
Als we geen zingeving kunnen vinden in de natuur, dan moeten we hem zelf maar bedenken. We hebben troost nodig omdat onze grote hersenen over onze aanwezigheid hier kunnen nadenken. Gelukkig zijn diezelfde grote hersenen zowel de ontdekkers van de droeve waarheid als de leveranciers van imaginaire creaties waaraan wij ons kunnen overgeven.
.…..
Ik weet geen betere belichaming van onze behoefte aan troost dan het verzinnen van een mythe van een almachtige God die een deel van zichzelf zo zwak en menselijk maakt dat hij aan het kruis afschuwelijk lijdt, bloedt en sterft, om ons te verlossen van onze zonden… dat is een schitterend verhaal. Dat is troost.
…..
Sterven is vreselijk. Er ligt geen enkele troost in.
Daarom construeren we kunst, religie en allerlei andere instituties als even zovele manieren om om te gaan met de dood.
Onsterfelijkheid is een concept dat we uitgevonden hebben omdat de dood zo vreselijk is.
…..
(György KONRAD:)
…..
Dat is belangrijk: we verlangen naar eeuwigheid. Daarom scheppen we voor onszelf de hemel en allerlei utopieën, allerlei verlossingen en hoop in het universum. Omdat we ons niet kunnen verzoenen met het idee dat we in de aarde zullen eindigen voor een rendez-vous met de wormen. Het biologische proces biedt geen troost aan de waardigheid van ons ego.
…..
(Yehudi MENUHIN:)
…..
Ik weet dat er een wet is die het universum regeert, die moraal en structuur in zich draagt, maar ik zie de schepper niet als een mens. Ik herken die wet in alles wat mooi is, of het nu een schilderij, een foto of de natuur zelf is. Alles in de wereld is doortrokken van het spirituele, of het nu een tekst, een mens of een natuurwet is.
…..
We kunnen veranderd worden, we veranderen voortdurend van vorm, maar we kunnen niet worden vernietigd. De materie waaruit we bestaan blijft, zij het dat haar verschijningsvorm telkens opnieuw verandert. Wat sterft, luidt de geboorte van iets anders in.
…..
Gelukkig zijn, troost vinden, betekent dat je deel wordt van een groter geheel waarvan je je een onderdeel voelt, een onderdeel dat er natuurlijkerwijs bij hoort.
…..
(Jane GOODALL)
…..
Talloze mensen zijn er zeker van dat er geen bedoeling schuilgaat achter het ontstaan van onze soort (en van alle andere) op deze aarde. Zij geloven dat alle wonderen van de wereld der natuur, de oneindigheid van het heelal en de geboorte van al die ongelooflijke menselijke geesten die zoveel geleerd hebben en zoveel schitterende dingen tot stand hebben gebracht, zijn voortgekomen uit toevallige combinaties van chemische stoffen, uit blinde biologische krachten. Ik kon dat niet geloven.
…..
We zijn niet in staat om de eeuwigheid of het oneindige te doorgronden, volgens mij kunnen we dat met onze beperkte geest niet. Maar we kunnen wel zoeken naar betekenis, we kunnen vragen stellen over onze levensreis hier op aarde. De sterren vervullen me altijd met een gevoel van eerbied en ontzag. De momenten op de Bergtop waren van een intense schoonheid; mystiek en magisch. Dan besefte ik plotseling: Ik, Jane, ben hier echt. Hoe kan ik zoveel geluk hebben gehad dat ik hier ben op deze top, alleen in deze fantastische wereld?
…..
Ik keek naar een omgevallen boom. Hij was dood, maar hij gaf leven aan een massa planten. Insecten en andere wezens deden zich tegoed aan zijn overvloed. Het bos is ‘n constante cyclus van leven en dood. Het leven ontspringt aan de dood, ik bezag de dood in een nieuw licht, als een deel van het leven.
…..
Het was een schitterend mooi insect, glanzend groen en goud en rood, met gouden haren op zijn onderlijf en gloeiend rode ogen. Het is nog nooit beschreven. Dat wist ik zo goed als zeker. Toen ik ernaar keek, dacht ik: als chimpansees naar zo’n vlieg kijken, hebben ze er geen woord voor, ze gebruiken niet het woord ‘vlieg’. Ze kennen zonder twijfel het concept ‘vlieg’, maar ze kijken naar dit wezen zonder zich af te vragen w
á
t het is. Ik stelde me voor hoe dat zou zijn. En toen ik het woord ‘vlieg’ losmaakte van het insect, besefte ik dat de daad van het categoriseren ‘dit is een vlieg’, iets aan de schoonheid afdeed. Ik keek naar het kleine wezen dat mijn moment in tijd en ruimte deelde. En het gevoel was heel anders toen het woord weg was: ik had een gevoel van ontzag en verwondering voor het mysterie van de schepping.
…..
(Steven WEINBERG)
…..
We weten nu hoe de wonderlijke aanpassingen van levende wezens, dat we kunnen zien en horen en lopen en ademen, hoe al die dingen zich hebben kunnen ontwikkelen zonder enig plan, zonder enige leidende hand, zonder een ons goedgezinde bovenmeester, maar in plaats daarvan door een lange sequentie van voortplanten en dood, waaruit zich een aantal kenmerken ontwikkelde dat gunstig was voor ons overleven. Het resultaat zien we om ons heen.
…..
Het is ontmoedigend dat de mens niet de ster is van een kosmisch drama dat vanaf het begin gepland is, maar onderdeel is van een wereld die door onpersoonlijke krachten beheerst wordt, een wereld waarin wij zelf, onze intelligentie, alles wat ons na aan het hart ligt, niet van fundamenteel belang is, waarin alles op het meest fundamentele niveau enkel geregeerd wordt door onpersoonlijke wiskundige vergelijkingen.
…..
De keuze om de wereld zoals men die in een ver verleden zag op te geven : een wereld waar in Thor, Jupiter of Jehova bliksemschichten naar de aarde wierpen, waarin we door goddelijke wezens werden omringd, waarin elk mens zijn rol speelde in een drama dat door bovennatuurlijke wezens werd geregisseerd, die keuze om dat alles achter je te laten is een keuze waarover je een zekere trots kunt voelen. Dat is misschien een schrale troost voor wat we hebben moeten opgeven, voor de onttovering over de wereld. Maar er ligt tenminste enige troost in het feit dat we naar de wereld kunnen kijken zoals hij zich aan ons voordoet, de wereld zoals hij is, en dat we niet langer kijken naar de wereld zoals we hem graag zouden willen zien.
…..