OEGEMA VAN DER WAL, Th.



Een deftig heer


Hij is geboren in een bed

aan een dier deftig dode grachten,

groeide op en bracht de tijd door met

al eendre dingen en gedachten.

Hij leefde met de regelmaat

van de gelijke dagen

en had in zijn persoon en geld

een innig welbehagen.


Hij ging zijn dagelijkse gang

bedachtzaam en met godsvertrouwen

en heeft zijn hele leven lang

van overijling niet gehouden.

Hij heeft zich vrienden en een

vrouw en kinderen verworven

en is tenslotte diep betreurd

en stipt op tijd gestorven.



Soms zijn wij


Soms zijn wij dagen,

dagen aaneen,

vreemd voor elkaar

en als nimmer alleen.


Vreemd is je blik

en ik denk aan een ander

en onze ogen

ontwijken elkander.


Tastende woorden

gaan schuw langs ons hen.

Wij zijn meer eenzaam

dan ooit voorheen.