KOMRIJ, Gerrit



Averechts

…..
Een onschendbaar koningshuis nu, het blijkt keer op keer, vormt een ernstige handicap voor de vrijheid van meningsuiting. Alleen al het feit dat het koningshuis zich niet zou kunnen verdedigen is voldoende reden om het af te schaffen. Ook een konijn kan zich niet verdedigen, en toch slachten we het met Kerstmis. De Oranjes vormen een anachronisme en een hinderpaal. Een joker en een onmogelijkheid.

Ik ben (af en toe, als mijn pet er naar staat) een republikein omdat ik het een grappig idee vind dat daarmee de koningin ook de koningin van republikeinen is, als een kalkoen op een koekoeksei. Een erotisch idee! Maar ik ben vooral republikein, omdat er maar weinig republikeinen in Nederland zijn. Ik ben nu eenmaal niet zoals anderen.

…..
Dan buig ik mijn hoofd voorover en zie iets in mijn armen liggen. Het is mijn woede, zo klein en teer. Nog helemaal in de windselen. Ik kijk ernaar zoals een moeder naar haar kindje kijkt. Wat is hij mooi. Veel mooier dan de mildheid die arglistig bezit nam van mijn lichaam en zich als een adder in mijn gedachten nestelde. De mildheid vervult mij met walging als ik mijn eigen kleine woede daar stralend en hulpeloos in mijn armen zie liggen en ik besef ineens dat mijn mildheid niet meer was dan begoocheling, bedrog. En bij dat besef schrompelt de mildheid ineen tot een walgelijke schrikgedaante, gehuld in de kleur van het verraad en getooid met het teken van de zwakheid. Ik voel hoe mijn woede groeit en zijn sterke armen om mij heen slaat. Hij hecht zich met zijn nagels in mijn vlees, ik kan hem al loslaten zonder dat hij valt. Mijn woede slingert zich om mij heen, kruipt in mij. Mijn kind eet mij op. Hij tintelt door mijn hoofd en armen en benen. Hij neuriet in mijn buik. Ik schud lichtjes met mijn voet en het laatste restje mildheid valt krachteloos uit een teen naar buiten. Ik ben nu klaarwakker. En gelukkig. Ik haat de mensen. Ze zijn klein. Ik verfoei de dingen. Ze zijn stuitend. Het kind van mijn woede ruist door mijn ledematen. Dan, met een fluitend geluid, vult het mijn ruggemergsholte. Ik ben gered. Het schip van mijn woede danst op de golven.

…..