VAN HECKE, Gust



Liedjes van de heengegane


II.


Ik ga nu weg

van jou,

je bent zo dood

voor mij.

Gil nu niet uit

je holle schrik,

geef geen geluid,

smoor je gesnik.

Blijf roerloos aan je stoel,

het licht om jou is koel.

Maar je handen

branden,

je schendende handen,

als schanden.

Doe z'af van mij,

ik wil nu vrij.

'k Ga henen nu,

'k ga weg van u.


Mijn stappen van je weggaan.

De deur achter me dichtslaan.

En jij alleen

en niet één

die je kreten

zal weten.

De klink der deur zo vast,

je wanhopig betast.

Je kan me niet derven,

Je zal nu wel sterven.


En je wordt bang,

het duurt zo lang

het lijden, het lijden,

het lijden,

om mij, zo heel van je af.

Het is je straf:

Je hebt zoveel bloed getapt,

je hebt zoveel ziel vertrapt

van mij, die heilig was

en meisje was.