OFFERMAN, Ronald M.
In het zand daar staan mijn hakken
In het zand daar staan mijn hakken
Ik wil naar een land, waar wonderen gebeuren
Al zal ik daar ook kijken vanaf de kant,
omdat ik er dan ook niet bij zal horen
In het zand daar staan mijn hakken en
wat ik dacht ben ik verloren
Als de nacht valt in mijn stad, zie ik mensen in de kroegen
Daar ben ik dan in de hoop, dat het daar dan zal gebeuren
Dat er iets gaat groeien uit het niets
Dat er een nieuw wonder wordt geboren
We schudden dan handen, zoenen vrouwen,
bespreken plannen, slaan op schouders, drinken drank
Ik schrijf op viltjes mijn gedachten
Terwijl ik voor de gezelligheid bedank
Onderweg naar huis, zie ik helder al de muren
die tussen de mensen staan
Ze zijn vol geschreven met mijn woorden en ik steek ze
voor het slapen gaan, met een jerrycan benzine
in een huizenhoge brand
Mijn stad
Mijn stad, mijn stad,
waar ik in het donker struin,
dronken dwaal en die ik
stap na stap zo vaak doorkruis.
Mijn nacht en ontij stad,
waar straten in het donker
lanen zijn, met struikgewas,
bloemenpracht en bomenrij.
Zonder al die mensen en lawaai
en slechts mijn voetstap die
tegen slapende huizen klinkt.
Mijn stad, mijn stad,
's nachts; dan ben je eindelijk,
alleen van mij.
Dood en Verderf
Mijn ogen staren door schemerluchten
Waarin ik soms vaag iets zie wat zwak beweegt
Men zegt, de Here neemt en de Here geeft
Met betraande ogen hoor ik jouw zuchten
Hoelang nog duurt dit wachten en waarop
Het zou voorbij en over moeten zijn
Rust, rust, zachte stilte en voorbij de pijn
Voor de morgen hoop ik dat alles stopt
Ik wil weer verder, ik wil weer leven
Ik wil weer zoenen 's morgens in de zon
Wil weer alles krijgen en weer geven
Terwijl ik weet dat mijn leven hier begon
Hier is teveel en genoeg leed geleden
In mijn hoofd hoor ik hoe je vroeger zong