The aish buds wait The frogs and twoads in lagwood holes Hedgehogs in their leafy ditch All waiting for His kingdom
The dead brakes That host the holly's bloody beads They are His crown of thorns He will rise again
Unray I Unray I for en
I zing, I'm zinging through the forest I hover in the holway And laugh into the leaves
Unray I Unray I for en
And merge to meesh Just a charm in the woak With the chalky children Of evermore
|
De knoppen van de es wachten. De kikkers en padden in boomholen en egels in hun lommerrijke greppel, allemaal wachtend op Zijn koninkrijk.
Het dode struikgewas dat de bloedige hulstbessen herbergt, zij zijn Zijn doornenkroon en hij zal verrijzen.
Ik ontkleed me, ontkleed me voor hem.
ik zing, ik zing door het bos, ik zweef in de holle weg en lach naar de bladeren.
Ik ontkleed me, ontkleed me voor hem.
en versmelt tot mos, gewoon een totem in de eik met de spokenkinderen van immermeer.
|