VAN DEN HEUVEL, Ed
Foute dichter?
Lezersbrief in de Volkskrant van 12 oktober 2023
De ‘collaboratie’ van dichter Paul van Ostaijen in de Eerste Wereldoorlog moet gezien worden in het licht van de onderdrukte positie van de Nederlandse taal in België destijds. Wie vóór WO I in Vlaanderen naar de middelbare school of universiteit wilde, kon dat alleen in de Franse taal. Nederlandstalige waren er in Vlaanderen niet. Er werd door de Belgische overheid een actieve politiek gevoerd van verfransing van geheel Vlaanderen.
Hierin speelde kardinaal Mercier een zeer prominente rol. Hij deed zelfs de uitspraak dat Nederlands zo’n achterlijke taal is dat je daarin niet wetenschappelijk kunt denken. En dat in een tijd waarin in Nederland al tal van Nobelprijzen waren gevallen (Lorentz, Zeeman, Van der Waals, Van ’t Hoff, Kamerlingh Onnes). Geen wonder dat Van Ostaijen kardinaal Mercier haatte.
De Duitsers waren in 1915 de Vlamingen tegemoet gekomen door onderwijs in het Nederlands toe te staan, zoals aan de Universiteit van Gent. Na WO I werden de Vlamingen die hieraan hadden meegewerkt, zoals mijn leermeester Marcel Minnaert, wegens collaboratie veroordeeld tot járen celstraf of dwangarbeid. Velen van hen, zoals Minnaert, vluchtten naar het buitenland. Het zou nog tot na de WO II duren voordat de Vlamingen in Vlaanderen universitair onderwijs in hun eigen taal konden krijgen. Dat Van Ostaijen in die tijd in een Duitsgezinde Antwerpse courant wat stukjes schreef, kan ik moeilijk zien als collaboratie.
Het was uitvloeisel van de gigantische discriminatie van de Vlamingen door hun franstalige overheid, en is niet te vergelijken met bijvoorbeeld actieve collaboratie met de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog.