EGGINK, Clara
Voorgevoel
Als jij er niet meer wezen zal
Zullen mijn handen roerloos rusten
En voor mij liggen, slap en smal,
Ontzet, ontdaan van alle lusten,
Daar jij er niet meer wezen zal.
Als jij er niet meer wezen zal
Zullen mijn ogen stuurloos staren
En doven in der leden val
Ternauwernood een beeld bewaren,
Daar jij er niet meer wezen zal.
Als jij er niet meer wezen zal…
De trage gang zal mij weer vangen
Der dagen, zonder nut en tal,
En niets en niets om te verlangen,
Daar jij er niet meer wezen zal.
Dodenmars
Ik waag mij haast niet in die straat
Waar gloeiend puin in 't donker staat.
De wind loeit om een bouwvaltop
Een schelle vlam schiet suizend op
Belichtend, als in spotternij
de resten van wat huisgerei.
Hier vond wie dagelijks nam en gaf
een ruw en eindloos massagraf.
Het werk van hersens, daad en lust
is even grondig uitgeblust.
Ik wend mij naar de bovenkant
De schepen liggen leeggebrand.
Het water, de eeuwenoude baan
Voert bloed en roet in d'oceaan.
Daar staat de dood nog op de brug.
Een zwarte schaduw, recht van rug.
Och broeders, hij bleef ongedeerd
Terwijl uw schim hier langs marcheert
links, rechts . . .
Maar als de stad weer is herbouwd
van staal en glas en steen en hout,
Die kleine wereld is hersteld,
Bolwerk van koopwaar, zee en geld,
Als er gewerkt weer wordt op de as
Van wie voor kort hier werkend was -
Dan zullen nog bij nieuwe maan
Uw schimmen door de straten gaan,
Links, rechts . .
.