VANRIET, Jan
Aan zet
In onze voorraadkast liggen muizen
met hun pootjes omhoog
verwijt de vrouw de man
Die klapt het boek dicht
en zwijgt
achter zijn bril
Hij beaamt wat hij las
bij Joseph Roth:
de beurzen van de wereld
bepalen de moraal
van de maatschappij
Maar dat zegt hij haar niet
Hij wil beleggen in bloembollen
en geloven in de muntwaarde
van roos en hyacint
Zwakkeling, denkt hij –
door mijn schuld
door mijn allergrootste schuld
Niet wankelen, vermaant hij –
ieder ongelukkig gezin
is op bijzondere wijze ongelukkig
Hij wil rechtop staan
met de hakken in het zand
Eerder een zoon van verdriet
zo voelt hij zich, hij
die koortsig een opening zoekt
die ten onder gaat in een storm
van zwarte pionnen
Toren geofferd
Dame kwetsbaar
op het veld van diagonalen
Laat de tijd maar lopen:
de sluipschutter aan de overkant
weigert een milde
overgave