ANONIEM
De tiende penning
Helpt nu uzelf zo helpt u God
Uit der tirannen band en slot,
Benauwde Nederlanden!
Gij draagt de bast al om uw strot,
Rept fluks uw vrome handen!
De Spaanse hoogmoed, vals en boos,
Zond u een beule goddeloos
Om u goddeloos te maken:
Gods woord rooft hij door mensengloos
En wil u 't geld ontschaken.
Zo neemt hij elk zijn hoogste goed.
Die 't Woord, der zielen voedsel zoet,
Om draf niet willen derven,
Bekopen ‘t met hun rode bloed,
Of moeten naakt gaan zwerven.
Maar die zijn hert op Mammon stelt
Moet ook ontberen 't lieve geld,
Zijn God, zijn vlees vertrouwen.
Hij eist de Tiende met geweld:
Die geeft zal niet behouwen;
Want geeft men dik van tienen één
Daar blijft ten leste één of geen.
Wolf kan geen herder stillen.
Dees wolf, met wol noch melk tevreên,
Wil nog de schaapkes villen.
Zijn buik is onverzadelijk;
Bloed- en gelddorstig stadelijk,
Als die met wreden moede
‘s Lands geld verkwist verraderlijk
Aan koninklijken bloede.
Verdient dan zulke huurling fel
De tiende penning niet zeer wel
Om Nederland te schinden?
Geeft gij hem die, zo maakt gij snel
De band om u te binden.
O Nederland, gij zijt belaân!
Dood ende leven voor u staan:
Dient de tiran van Spanje,
Of volgt, om hem te weerstaan,
De Prince van Oranje.
Helpt de Herder die voor u strijdt
of helpt de wolf die u verbijt.
Weest niet meer neutralisten!
Vernielt de tiran, 't is nu meer dan tijd
met al zijn tirannisten!
(Bewerking: Z. DE MEESTER)