BRAECKMAN, Johan
Darwin’s moordbekentenis
…..
In 1844 schreef hij aan zijn vriend Joseph Hooker: “Eindelijk breken lichtstralen door & ik ben er vrijwel van overtuigd (nogal tegenovergesteld aan de mening waarvan ik vertrok) dat soorten niet (het is als het bekennen van een moord) onveranderlijk zijn” (brief van 11 januari 1844).
Darwin had het hier niet alleen over evolutie op zich, maar vooral over twee centrale aspecten ervan: de strijd om het bestaan (struggle for life) en de overleving van de best aangepasten (survival of the fittest).
…..
a. Ten eerste bevat de evolutietheorie het inzicht dat evolutie op zich bestaat, dat wil zeggen dat soorten evolueren uit andere soorten; dat een essentialistische, platonische visie op het leven niet vereenkomt met de realiteit. Dit aspect werd reeds vóór Darwin geïntroduceerd, onder meer door Lamarck. Na de publicatie van Over het ontstaan van soorten werden velen evolutionist, dat wil zeggen dat ze ervan overtuigd werden dat evolutie zich effectief voordoet. Momenteel wordt amper nog getwijfeld aan dit aspect van Darwins theorie. Afgezien van de creationisten, die de bijbel letterlijk nemen en die daarom vasthouden aan een statisch wereldbeeld, wordt vrij algemeen aangenomen dat evolutie op zich een feit is.
b. Ten tweede veronderstelde Darwin dat soorten een gemeenschappelijke afkomst hebben. Als soorten nauw aan elkaar verwant zijn, wil dat zeggen dat ze relatief recent eenzelfde voorouder hadden; soorten die evolutionair ver van elkaar staan, zijn soorten waarvoor men ver in de tijd moet teruggaan, wil men hun gemeenschappelijke afkomst kennen. De theorie van gemeenschappelijke afkomst houdt in dat evolutie een ‘vertakkend’ patroon vertoont. Vanuit het verleden naar het heden toe gaan de evolutionaire lijnen, of ‘takken’, uit elkaar; omgekeerd vloeien ze samen. Darwins inzicht dat soorten een gemeenschappelijke afkomst hebben was vrij snel succesvol, omdat het een enorme verklarende waarde heeft. Tal van biologische verschijnselen, die vroeger volkomen ondoorgrondelijk waren, kunnen erdoor worden begrepen.
c. Ten derde nam Darwin aan dat evolutie geleidelijk, gradualistisch verloopt. Dit aspect van zijn evolutietheorie botste op veel weerstand. Verschillende belangrijke wetenschappers en auteurs, onder meer Charles Lyell, geloofden in een of andere vorm van saltationisme, dat wil zeggen de idee dat nieuwe soorten plots, als het ware ‘kant en klaar’, in de natuur worden geïntroduceerd. In onze tijd hebben Stephen Jay Gould en Niles Eldredge, op basis van hun studie van de fossiele gegevens waarover we beschikken, de hypothese naar voren gebracht dat evolutie binnen een tijdspanne van enkele miljoenen jaren snel kan gaan, waarna zich tijdens de tientallen miljoenen jaren die daarop volgen nagenoeg een evolutionaire stilstand voordoet. Of deze vooronderstelling – de theorie van ‘punctuated equilibria’ genoemd – hout snijdt, is op dit moment nog niet duidelijk. In elk geval is er over Goulds en Eldredges idee zeker geen consensus onder evolutiebiologen. Volgens sommige auteurs berust het op een verkeerde lezing van het fossiele bestand (zie bijvoorbeeld Dawkins, 1986 en Dennett, 1995).
d. Ten vierde ontwikkelde Darwin een theorie over de vermenigvuldiging van soorten, die erop neerkomt dat nieuwe soorten zich kunnen ontwikkelen als binnen een soort een groep individuen ontstaat die in een of meerdere aspecten verschillend zijn van de andere leden van de soort (sympatrische speciatie). Tot op heden is er discussie over de vraag of een dergelijke vorm van speciatie, dat wil zeggen het ontstaan van een nieuwe soort, mogelijk is. Er bestaan alternatieve opvattingen, waarvan de zogenaamde ‘allopatrische speciatie’ reeds verscheidene decennia als de meest waarschijnlijke wordt beschouwd. Dit houdt in dat nieuwe soorten kunnen ontstaan als een groep individuen geografisch gescheiden raakt van de ‘moedersoort’.
e. Ten vijfde bracht Darwin het mechanisme van natuurlijke selectie naar voren, dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van adaptaties. We behandelden dit mechanisme vrij uitvoerig, en hopen dat we duidelijk hebben gemaakt dat het Darwins belangrijkste ontdekking was. Anders dan het inzicht dat evolutie bestaat kon Darwins opvatting over natuurlijke selectie niet op ruime bijval rekenen.
Zoals boven reeds uiteengezet, is de discussie over de ‘kracht’ van natuurlijke selectie tot op heden aan de gang.
…..