DE LONGIE, Bea



Niet langer dan mijn ogen...


Niet langer dan mijn ogen sterf ik, weet je.

Ik heb de stad gezien, het water en de wegen

en in zoveel zand van vragen en begeerte

schorpioenen onder de hiel gezet, geknield

met open vingers, met een prisma in de ogen.

Ik heb het zand tot glas gebrand.


Niets weet ik teveel, maar ook niets te weinig.

In al de stilte die ons pijnigt

heb ik standbeelden opgezet en nauwgezet

beademd tot zij leefden in mijn hand.


Niet langer sterf ik dan tot waar

mijn ogen reiken, tot waar ik raken kan

aan wat zich in ons heeft vergist,

tot waar het water eindigt in de mist.