PEELEN G.J.
Katendrecht
In ’t boarding house van Mr Chong
zitten ze in het vaal vertrek.
Hun trommels hangen keurig in het rek.
De pindamannen spelen nu mahjong.
Zij stonden uren levenloos in een portiek
met ogen droom’rig ver en mat.
Maar in hun oren klonk al de muziek
van wit ivoren stenen op het kale tafelblad.
Van ’t pover dagloon dat ze bijna slapend wonnen
gaf Mr Chong hen vis en rijst.
Nu spelen zij gespannen ’t spel
dat al hun aandacht eist.
Het geel gelaat blijft onbewogen bij verlies of winst
wanneer de stapels fiches slinken, groeien.
Zij zwijgen maar hun ogen gloeien, branden fel als vuren,
in de stug doorspeelde avonduren.
Een bont gekleurde plaat lacht vredig van de wand:
de kleine dochter van hun verre vaderland.
Eerst morgen leuren zij hun pinda’s weer in winkelwijk;
nu zijn zij even terug in ’t hemels rijk.