VAN PRAAG, Siegfried



La Judith

…..
Komt binnen, komt binnen mijne heren, mijne dames, schonen en lieftalligen. Wat men hier vertoont, is nergens te zien. Ik die hier voor u sta, zal de hengst Djingiskhan, het vurige ros van de pampa’s van noord-oost-west-Mesopotamië, naakt berijden. A nu, mijne heren, à nu! De ontembare, die de sultan van Siam in het stof deed bijten en die in 1863 de koning van Italië werd gepresenteerd, die de wereldberoemde cowboy Schimmy Cohen uit Bialystok met zijn achterpoten op het balkon van zijn geliefde Anita Cavalini op de derde verdieping heeft getrapt, zal onder mijn geoefende benen als een lam, als een ezel zijn. Wat zeg ik? Een tik met deze zweep en als een mens, een vriend zal hij op z’n twee poten met open armen op me toekomen. Komt binnen. Van binnen moet je kijken.

…..
Eindelijk zweeg de muziek en maakte plaats voor een stilte van verwachting.

Toen zij weer inzette was het om achter een zwaar wit paard aan te jagen, dat, schuimbekkend over de roze snuit en het roze lippenvlees, door de arena holde. De stoutmoedige Suleika, een van de vele gedaanten, waarin Judith zich aan het publiek vertoonde, holde ernaast. Ze had zich in een wit, nauwsluitend kostuum gestoken en om haar zwarte sluike haar een zilveren band gebonden. Veerlicht sprong ze op de brede rug van de als ware hij opgewonden zó in dezelfde maat voorthollenden ruin, en sprong er weer af en er weer op en maakte de schaar over zijn zwaar achterlijf, en liet zich aan zijn staart voortslepen om met gedurfde sprong er weer op voort te rijden. Het publiek klapte in de maat mee en brulde opgetogen bravo's, die Judith als snerpend glas in de oren klonken. Ze sprong af, liet haar paard naar de stal toelopen, en kwam om het oorverdovend geklap te bevredigen, éénmaal nog terug. Maar van lieftallige, zichzelve en haar prestaties aanprijzende bewegingen hield ze niet, en ondanks des boze Gustave's bedreigingen, deed ze ook nu slechts, wat haar allerlaatste concessie was: ze ging naar 't midden van het zand, bleef roerloos staan en liet het hoofd licht zinken. Toen, verveeld, slenterde ze weg.

…..