VAN STRATEN, Hans
Kleine elegie
De seinpaal bij de overweg
herinnert zich nog hoe zij lachte
als jongens haar naar huis toe brachten
of als ze fietste langs de dijk.
En zij die langs de slootkant gaan
zien daar hoe aan de oeverkanten
tussen los kroos en waterplanten
haar spiegelbeeld is blijven staan.
Maar 't lichte van de avondwind
dat 's zomers door haar haar kwam suizen
vindt nu nog slechts de lage huizen,
het wagenwiel, de koffietent.
Waar zij eens met de terriër liep
staan nu de olmen meer gebogen,
woekeren gras en onkruid hoger
en waaien stukken pakpapier.