DE CLERCQ ZUBLI, Edithe
Onweer
Achter de huizen
stamelen wij de teksten van de herfst
toonloos en zonder maat
en met dode handen.
daarom: ik schrijf je.
het onweert achter de stad
een wereld water stort zich
van het blauwe dak
ergens is er een wanhoop
ingeslagen.
daarom: ik roep je
brandweerman van mijn lichaam
trek met koele handen
de herfst uit mijn haar
en blus
en blus mijn zomerwonden.
Nocturne
de nacht is
te mooi om waar te zijn
te mooi om dicht te vouwen.
bomen staan als lichte vrouwen
en hun smalle benen trappen
gaten in de kiezelstenen
van de tuin.
de maan hangt
in het rood-wit-blauw te kijken.
de smalle lijken van de bloemen
waaien langs een watergraf.
zelf sta ik bijna mooi en bleek
en lijd aan manesteek
om van te huilen.
Berouw van een langslaper
's Nachts al verwerk ik de ochtend in mijn slaap
in mijn droom wel duizend opkomende zonnen
vogels en huizen in bomen gebouwd
grijnzend gras geslepen bloemen
rivieren openbarstend uit het snijpunt
van de horizonnen.
Dan zie ik plotseling het witste licht
wanneer ik wakker word
tussen mijn visioenen hangen
een harteloze oude dag kreukelt mijn dromen dicht.
De ochtend blijft altijd
verslapen werkelijkheid
van mijn verlangen.
Stad 's nachts
de maan:
het tedere speelgoed van de nacht.
de stad is een doos van muziek
en een dronken vrouw
hangt sterren in het haar.
in rode steegjes hangt paniek:
vannacht nog geen bezoek
en geen vertier.
een allerlaatste bus
slingert zich moeizaam
door de straten.
alleen de huizen praten:
eeuwig verliefde taal.
mijn lichaam is
een wijnglas van plezier
Regen en nacht
…..
er is een verliefd musiceren
hoe zal ik blij en pijnloos en wit
het morgenuur nog halen?
de blanke morgenmelodie
die elke regen biedt?
Joie de vivre
Zo zullen wij leven
in een bedding van regen
in een huis
van de allerdolste wind
en wij zullen ons vol eten
met geluk
van eeuwig onbreekbaar
materiaal
zullen wij onze dingen maken
meubels en
muziekinstrumenten
kleren en
sieraden
harten en
lichamen
en in de snelste auto
van de wereld
zullen ze samen
vliegen van het ene plezier
naar het andere
o leven zullen we
vol als de zee.