SOLÀ
SÁEZ,
Irene
i soc un os tan sec, i tinc el crani tan petit i les vèrtebres tan falcades a base del que no soc prou i del que soc massa, que no tinc ganes de venir al sofà.
i ni tan sols ronques, i ni tan sols abraces. Algunes nits, els records pugen com rots de pair i, l'un darrere l'altre, deixeu de ser homes per ser literatura.
que un dia tindrà nens no sabem de qui.
|
en ik ben zo'n droog bot, en ik heb zo'n kleine schedel en mijn wervels zitten zo klem, door wat ik niet genoeg ben en wat ik te veel ben,
dat ik geen zin heb om op de sofa te komen.
en je snurkt niet eens, en je knuffelt niet eens. Sommige nachten borrelen herinneringen zoals oprispingen en, de één na de ander, houden jullie op mannen te zijn om literatuur te worden.
dat ik op een dag kinderen zal hebben
we weten niet van wie
|