DE COCK, Frederik



Hemelkijkers


Geen boek neem ik nog ter hand,

bloemen lees ik lang niet meer,

of rozenkrans,


ik heb alleen oog voor de goudvis

en het laatste licht dat danst


in de kamer, volg de sluierstaart

die over het nachtkastje trekt

als een kaper op stil water,


zo lig ik daar – zijdelings gedraaid,

grondelend in gedachten,


in de hoop dat vannacht

boven kiezelsteen en zilverzand


de vissen zullen wuiven

naar elkaar, ieder aan hun zijde


van het onbewogen ledikant.