VAN DIEVEL, Louis
De Pruimelaarstraat
…..
‘Ik verwacht u, Pierre.’
Ik draai mij om en vertrek zonder groet. Op straat zie ik drie, vier figuren schichtig hun hoofd terugtrekken. Ze hebben op de uitkijk gestaan. Ze hebben geen respect. Deze straat deugt niet.
…..
‘Het zal niet voor Merckx zijn dit jaar. Hij is moe. Hij heeft pijn. Kijk naar zijn gezicht.’
‘Kom, het is een schone koers.’
‘Beter dan verleden jaar in ieder geval. Weet ge nog, die Hollander, die zweetdief, Dolman heette hij.’
‘En van de tweede had ik nog nooit gehoord. Kerremans of zoiets.’
‘Opletten, de sprint gaat beginnen.’
‘Merckx komt er niet aan te pas.’
‘Leman gaat winnen, de anderen geraken niet eens tot aan zijn achterwiel!’
‘Leman!’
‘Verdiend gewonnen.’
‘Eigenlijk wel.’
‘Schone koers.’
…..
Als het zo voortgaat, zal ze er nog een buitenverblijf moeten bijkopen. Ik ga het niet zover laten komen. Madame Vanderveken is fantastisch in bed. Altijd goesting. Ik probeer haar elke keer iets bij te leren. En leergierig dat ze is! Maar vroeg of laat komt er toch een eind aan onze affaire. Dat weet zij, dat weet ik.
Maar zij wil het nog zo lang mogelijk rekken. Terwijl ik weet dat de korte pijn de beste is.
…..
‘Wat is er gebeurd?’’ vroeg Valentine hijgend.
‘Ze zijn binnen, ze zijn nog geen minuutje binnen.’
In de Bruinbeekstraat zette Mit van Frans van Jakke een stoel tegen de voorgevel. Wat later stond ze de ramen te wassen Zo traag als ze maar kon. Dolf van Marcel van de Oude Hoef leunde in zijn voorhof op zijn schop. Léonce Vervloet deed alsof ze bij haar brievenbus op de facteur stond te wachten. de facteur komt rond de middag, als de wind meezit.
…..
Morgen gaat ze Firmin in de gevangenis bezoeken, dat is het enige wat Valentine nog te weten is gekomen. Ja, en dat ze met de kinderen bij haar ouders gaat wonen, op de Waverse Steenweg. Valentine heeft het arme meiske nog honderd gram gekookte hesp mee gegeven, voor niet.
…..
Notaris Daels, die het ene rondje na het andere betaalde. Daels leek zich in het bedompte volkscafé te voelen als een vis in het water. Hij liet zelfs zijn hand een keer met een ferme klets neerkomen op het indrukwekkende achterwerk van de bazin, die door iedereen met Lydia werd aangesproken. En achter haar rug met ‘vierkant gat’. …. En Daels richtte zich nog eens speciaal tot mijn gade, die aan haar gelaatsuitdrukking te zien nog allesbehalve overtuigd was.
‘Gerlinde’, zei hij, ‘wij zijn de Vlaamse intelligentsia, maar die mensen in het café met hun bieradem en hun werkmanskleren en hun schelle stemmen en hun keukenschorten, die vormen het Vlaamse volk, daar mogen wij niet op neerkijken. Vergeet dat nooit, Gerlinde.’
…..
Kijk, ge lacht met wat ik u vertel. Er loopt kwijl uit uw mondhoek. Ge weet niet wat u te wachten staat. Het is maar beter zo. Ziet ge het kussen dat ik in mijn handen houd, Fons? Ziet ge het? Ik ga het op uw hoofd leggen en dan duwen. Ge zult u niet verzetten, want ge weet toch niet wat er gebeurt. Ge zult geen adem meer hebben en ge zult stikken, Fons. En als ik zeker ben dat ge dood zijt, zal ik dokter Van Camp bellen. Als hij iets vraagt, zal ik een eerlijk antwoord geven, wat ook de gevolgen zijn voor mij. Maar als hij iets vraagt – en ik hoop het vurig, Fons – dan begint er voor mij een nieuw leven. Het is wel geweest, Fons.
…..