DRIESSEN, Martin Michael

Rivieren

…..

Het was stil. De bomen met hun bollen van maretakken staken af tegen de parelgrijze morgenhemel. Bisamratten plonsden in het water en doken onder, als ze door het verschijnen van zijn kano verrast werden. Zwaluwen stortten zich uit hun nestgaten in de hoge, afgekalfde lemen oevers in de buitenbochten van de stroom en zochten een veilig heenkomen. La France Profonde, dacht hij terwijl hij met rustige peddelslagen koers hield, wat wil je meer. Hij kon zich na de koffie van die ochtend niet voorstellen ooit nog behoefte aan drank te zullen hebben. Hij kon zich zelfs niet meer herinneren waarom hij er ooit behoefte aan had gehad. Hij peddelde om drijvende eilanden van plompenbladeren heen, besloot af en toe om links dan wel rechts om een kiezelbank heen te varen, maar in feite deed de stroom al het werk. Hij zag in de verte een kerktorenspits oprijzen maar hoe dat dorp heette, interesseerde hem eigenlijk niet. Het werd warmer, hij trok zijn trui uit. Nog een paar kilometer doorvaren, en dan wat rusten. De whisky zou hij niet uit de rugzak halen. De plek waar hij tegen de middag aanlegde was ongelukkig gekozen: hij zakte tot aan zijn kuiten in de blubber en moest de kano aan een touw door slib en koeienpoep trekken. Maar hij was opeens moe en hij had dorst. De fles had een schroefdop. De wijn was lauwwarm. Hij strekte zich uit in het gras. Hij hoorde het gedruis van verkeer, en toen hij zich op zijn zij draaide zag hij auto’s over een weg aan de voet van de heuvelkam rijden.

…..