KAGIE, Rudie
Bikkel
…..
Stomp geweld
Het hoofdhaar is zwart, kroes, iets grijzend. De oogleden zijn gesloten. De oogkleur is bruin. Het hoornvlies is erg troebel. De oogbollen zijn slap, het oogwit wat gelig, evenals het bindvlies van de oogleden.
Het eerste wat patholoog-anatoom Jan Zeldenrust opvalt, is dat het forse postuur van wijlen Fred Ormskerk in combinatie met diens relatief geringe lengte een gedrongen indruk maakt. Het lijk is één meter eenenzeventig lang. De kleding van de overledene bestaat uit een wit overhemd met stropdas, blauwe bovenbroek, wit hemd, witte onderbroek en blauwe sokken. Er zijn diverse vlekkige, onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar op hoofd, rug, armen, ellebogen, schouders, benen en knieën. Onder het kopje ‘inwendige schouwing van de romp’ vermeldt de arts in zijn rapport dat drie ribben ter hoogte van het borstbeen zijn gebroken. Verder liggen de linker vierde tot en met de zevende rib in de flank aan splinters, alsook de linker achtste en negende rib. Alles duidt erop dat Frederik Ferdinand Ormskerk is bezweken aan de rake klappen – ‘stomp geweld’, in forensisch jargon – die hem te Paramaribo werden toegediend.
Dat de dood door geweld was veroorzaakt werd al geconcludeerd door de ziekenhuisarts Albert Vrede, maar de enige patholoog-anatoom van Suriname had op 15 mei 1980 zijn conclusie wel erg bondig op papier gezet: ‘(Voorlopig) hersenoedeem met inklemming ten gevolge van de inwerking van stomp geweld’. Bij de autopsie in Paramaribo werden de hersenen verwijderd. De schedelholte was opgevuld met in formaline gedrenkte doeken.
Omdat Suriname niet van plan lijkt om het complete sectierapport door te sturen naar Nederland, moet hier opnieuw worden onderzocht hoe Ormskerk ginds aan zijn einde kwam. Als dokter Zeldenrust zijn second opinion op 25 juni 1980 afrondt, betreurt hij het gebrek aan medewerking van de Surinaamse autoriteiten. Hij heeft het rapport van dokter Vrede nodig om de doodsoorzaak als gevolg van stomp geweld met volle zekerheid te kunnen vaststellen. Twee weken nadat Zeldenrust zijn voorlopige conclusie heeft gerapporteerd, informeren drie PvdA-parlementariërs in schriftelijke Kamervragen naar de uitslag van het onderzoek naar de reden van overlijden van de Nederlander Ormskerk. Mede namens de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt minister Job de Ruiter (Justitie) ontwijkend: ‘Zonder de beschikking te hebben over het in Suriname opgemaakte sectierapport is het dr. Zeldenrust niet mogelijk de doodsoorzaak vast te stellen. Derhalve is dit rapport opgevraagd, maar aan de desbetreffende, herhaalde verzoeken is nog geen gevolg gegeven.’ De minister verzwijgt het hersenoedeem en het stomp geweld. Hij luistert naar wat zijn ambtenaren hem hebben ingefluisterd.
In de kantlijn naast het concept-antwoord op de Kamervragen heeft een anonieme functionaris van de afdeling Policiaire Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken op 12 augustus 1980 gekrabbeld dat verzoeken om informatie over de dood van Ormskerk ‘behoedzaam’ moeten worden afgehandeld. ‘Het antwoord is zo voorzichtig mogelijk gesteld, enerzijds om te voorkomen dat de Surinaamse autoriteiten worden afgeschrikt, anderzijds om de privacy van de familie te waarborgen.’
De behoedzaamheid heeft een reden. De dood van Ormskerk is een precaire aangelegenheid, omdat in 1980 hetzelfde geldt voor de relatie tussen Nederland en Suriname. De autoriteiten in Paramaribo mogen onder geen beding ‘worden afgeschrikt’. Het is zonneklaar dat adjudant b.d. Ormskerk in de kazerne werd doodgeknuppeld, maar Nederland heeft besloten om daar niet moeilijk over te doen. Het regeringsbeleid is gericht op steun aan de Surinaamse premier Chin A Sen die voor terugkeer van de democratie ijvert. Je zou denken dat de democratische krachten juist baat hebben bij kritiek op het militaire geweld en het liquideren van verdachten, maar de regering-Van Agt kiest voor de mantel der liefde. De milde houding van Nederland tegenover de Surinaamse junta wordt mogelijk gevoed door neokoloniaal schuldbesef. Na driehonderd jaar betutteling wordt het de jonge natie vergund zijn eigen koers te varen. Het soevereine Suriname heeft de Nederlandse ambassadeur al een paar keer gekapitteld vanwege ‘inmenging van buitenaf in binnenlandse aangelegenheden’. Toch hebben de nieuwe machthebbers hun positie juist aan inmenging van buitenaf te danken, al wordt die voorgeschiedenis haastig verheven tot staatsgeheim. Het komt erop neer dat de Militaire Missie, verbonden aan de Nederlandse ambassade, de opstandige militairen in de maanden voorafgaand aan de coup heeft geadviseerd, aangemoedigd en bijgestaan. Nederland is indirect medeplichtig aan de val van de democratisch gekozen regering-Arron en de opkomst van putschist Bouterse.
Als een Nederlandse onderdaan in het buitenland een dubieuze dood sterft, vraagt onze regering het betreffende land gewoonlijk om ‘opheldering’. In het geval van Ormskerk beslaat de officiële lezing minder dan een A4’tje. ‘Besloten werd Ormskerk te verhoren totdat hij een volledige bekentenis zou hebben afgelegd. Deze bekentenis heeft hij uiteindelijk op 1 mei omstreeks 23.35 uur afgelegd. De heer Ormskerk werd daarna weer in zijn cel ingesloten. De volgende dag, omstreeks zes uur, werd bij inspectie de heer Ormskerk bewegingloos in zijn cel aangetroffen. Een terstond ontboden arts constateerde de dood. Het stoffelijk overschot van de heer Ormskerk is toen, met het oog op de te verrichten sectie, overgebracht naar het Academisch Ziekenhuis. Volgens het voorlopig sectierapport zijn op het lichaam enige kwetsuren aangetroffen. Deze kwetsuren kunnen echter, volgens het rapport, niet de dood van Ormskerk ten gevolge hebben gehad.’
Volgens de eerste geruchten is Ormskerk standrechtelijk doodgeschoten na zijn poging om een staatsgreep in zijn geboorteland te plegen.
In de eerste officiële verklaring over het drama stelt de Surinaamse regering dat Ormskerk aan het hoofd van een ‘huurlingenleger’ stond en ‘bij een vuurgevecht nabij de grensplaats Albina’ om het leven kwam.
Kort daarna verspreidt de Surinaamse Nationale Voorlichtingsdienst het bericht dat Ormskerk ‘bij een vluchtpoging was neergeschoten’.
Op 6 mei 1980 verzekert Badrissein Sital van de Nationale Militaire Raad (NMR) dat Ormskerk is gesneuveld na een vergeefse poging om de wacht te ontwapenen die hem in de cel moest bewaken. ‘Er is behoorlijk zwaar gevochten. Ormskerk is hierbij met zijn hoofd tegen een rand van een tafel beland, waardoor hij zijn bewustzijn verloor.’ Na de dood van Fred Ormskerk, twee maanden na de sergeantencoup van 25 februari 1980, neemt de sfeer in het van oudsher goedlachse Suriname een grimmige wending. In snel tempo stroomt een zijvleugel van de Santo Bomagevangenis vol met honderdtwintig burgers die op beschuldiging van medeplichtigheid aan een volgende nipt verijdelde contracoup, corruptie of anderszins ‘destabiliserende activiteiten’ worden opgesloten.
De tegenstrijdige verklaringen over de dood van Ormskerk maken een ongeloofwaardige indruk, maar minister Jan de Koning (Ontwikkelingssamenwerking) gaat trouwhartig in de verzinsels mee. In een Kamerdebat presenteert hij op 12 mei 1980 de laatste officiële lezing uit Paramaribo als de definitieve waarheid over de dood van Ormskerk. De adjudant b.d. kwam niet gewelddadig om het leven, maar werd volgens de minister levenloos in zijn Surinaamse kazernecel aangetroffen. ‘Een en ander geeft geen aanleiding verdere stappen in deze kwestie te ondernemen.’
Zo leert niet alleen Suriname, maar ook Nederland leven met de leugens van het Surinaamse leger. Er komt geen serieus onderzoek naar de moord op Ormskerk. De NMR, in de volksmond algauw Ba Uzi geheten (ba is Sranang voor baas), wordt oppermachtig. Tegenover de woorden van Chin A Sen staan de daden van de militairen. De premier probeert vergeefs het leger tot de orde te roepen. De willekeur waarmee burgers worden opgepakt, escaleert.
Op 8 december 1982 worden vijftien prominente Surinamers doodgeschoten in het militaire cellencomplex Fort Zeelandia. Volgens de officiële lezing ligt de schuld bij de slachtoffers. Ze zouden zijn betrapt op het beramen van een tegencoup. Daarna werden ze opgepakt en opgesloten. Toen ze probeerden te vluchten, kregen ze de kogel.
De dood van solist Fred Ormskerk werd nog afgedaan als een ‘incident’, maar als hetzelfde scenario ruim twee jaar later aan vijftien mannen het leven kost, is er bijna niemand die nog in een bedrijfsongeval gelooft.
De daders van de moord op Ormskerk zouden nooit worden opgespoord. De toedracht van de Decembermoorden werd wél diepgaand door de Surinaamse justitie onderzocht. Nadat het Surinaamse parlement in april 2012 instemde met een Amnestiewet werd de behandeling van de strafzaak opgeschort totdat er een Constitutioneel Hof is. Het zal er voorlopig niet – en waarschijnlijk nooit – van komen dat de vijfentwintig verdachten, met president Desi Delano Bouterse als hoofdverdachte, worden berecht.
Officieel wordt niet één (oud)militair verdacht van de moord op Ormskerk. Onofficieel circuleren er diverse namen van ondervragers die met stokken inbeukten op de gepensioneerde instructeur die hun ooit de fijne kneepjes van het militaire verhoor bijbracht. Ik ga naar die mannen op zoek, ik wil met ze praten. Deze zaak intrigeert me al tientallen jaren. Toen het drama zich voltrok, was ik allerminst toevallig in Paramaribo
…..