VANDERSTRAETEN, Margot



Mise en place

…..
Hij controleerde ze, de hele tijd. De snijdende handen. De hakkende, slachtende, stropende. De handen die messen slepen. Die tomaten ontvelden. Die wortelen pureerden. Bietensap persten. Sjalotten fijnsnipperden. Bestelbonnen van het klembord haalden. Ovendeuren dichtsloegen. Boter klaarden. De pepermolen over de roodbaars draaiden. Langoustines pelden, tot de vingers bloedden. Kikkers tegen de rand van de tafel doodsloegen. De diertjes vilden. Hun pootjes afknipten en in boter met look aanbakten. Koekenpannen deglaceerden. Knoflook en escargots stoofden. Met krab gevulde varkensescalopes met huishoudtouw dichtbonden. Vis in bloem, eiwit en olijfolie wentelden. Asperges schilden. Krieltjes jasten. Pijlinktvissen schoonmaakten. Sorbets draaiden, soms vier smaken tegelijk. Aardappelen in gevogeltebouillon kookten. Melk opschuimden. Kookgerei afwasten. Droogden. Weer op zijn plaats zetten. De fornuizen schoonmaakten. De pitten opboenden. De vloer poetsten en herpoetsten. Hun mise en place met grote zorg beheerden.

…..


Mazzel Tov

…..
Ik kwam nooit aan deze kant van de stad. Ik kende alleen de Pelikaanstraat, waar het krioelt van de goud- en juwelenwinkeltjes die vooral op zondag kijk- en kooplustigen trekken. Vrolijk verbaasd keek ik naar de tientallen fietsende kinderen. Keurig geklede peuters, meisjes en jongens – al dan niet met pijpenkrullen – stoven op hun autoped roekeloos maar alert over de voetpaden, soms scheerden ze aan mijn voeten voorbij. Voor een aantal huizen – scholen en crèches? – stonden meer dan een dozijn autopeds en evenveel peuterfietsjes geparkeerd. De twee- en vierwielers waren zelden op slot of met een ketting vastgemaakt.

Mannen met volle witte, grijze of zwarte baarden stapten, schijnbaar gehaast, op hun doel af. Ze leken te weten waar ze naartoe gingen, ze keken me niet aan, richtten hun blik een andere kant uit. Hun baard en hun pijpenkrullen, die boven hun oren vertrokken en op hun schouders stopten, wapperden niet door de wind, maar door de snelheid van hun stappen.

…..


Het Vaccin

…..
Ze vertelde. Over haar ouders die ze de rug had toegekeerd. Ze zweeg. Over hoe haar ouders haar de rug hadden toegekeerd.

Ze lachte.

Huilde.

Schaterlachte.

Ze krijste op een hartverscheurende manier. Ze verwachtte, behalve mijn aanwezigheid, niets van mij. Ik verwachtte niets van haar.

Ik was mezelf. Ik werd door Melissa niemand anders. En ook Melissa was zichzelf. Werd door mij niemand anders.

Ze las gedichten aan me voor Met haar lijzige stem die van hoog naar laag dook.

Ze kroop tegen me aan. Wilde dat we 'lepelden'.

Ik kuste haar.

Ik kamde met mijn vingers door haar korte blonde haren.

Zij liet, bewegingloos, alles toe. Heel af en toe kuste ze mij ook. Heftig en intens. Vol overgave. Die keren maakten dat ik voor altijd bij haar wilde blijven.

Ze keerde zich van me af.

Ze douchte.

Ze rookte.

Ze dronk.

…..