VAN TEYLINGEN, Hendrik
Een orchectomie
…..
Ach, was ik maar gestorven. Kreupelend over de zaal en de gangen, overzag ik mijn mensenleven en bevond het leeg. Waar was mijn geluk? Waarom richtte ik me niet, tot het uiterste door de samenhangende en verheven overwegingen van de Schriften gesterkt, op mijn en ieders terugkeer naar de staat van Liefde? Wie kon me hier een eindje op weg helpen? Het meisje soms, dat zo nodig tijdens de autorit haar vriend had moeten opvrijen en nu door gips en schroeven bij elkaar gehouden in een chroomcarrousel lag, de ene sigaret na de andere paffend? Of die andere roker, die ondanks zijn verrotte long, die er net uit gesneden was, manmoedig door moest blijven dampen? Of de Algerijn, die op vier plaatsen in zijn romp was geschoten en elke middag een ander geëmancipeerd Arabisch bezoekstertje over zich heen had?
De hoofdchirurg passeerde me in de hal, draaide zich met geheven wijsvinger op zijn hakken om en zei me dat alles in orde was: geen spoor van kanker in de weggesneden bal. En voor mijn potentie hoefde ik hoegenaamd niet te vrezen.
Denkend aan het weggenomen ding, vroeg ik me af waar het gebleven zou zijn. In een pedaalemmer? Ergens op sterk water? Samen met andermans darmpoliepen en eierstokken in een verbrandingsoven? Moest ik het eigenlijk niet opvragen en er straks mee naar de Ganges vliegen om vooruitlopend op de verassing van de later te volgen rest van mijn lijf, er de brand in te steken?
…..