FENS, Kees



Slatuinenweg
…..
'Slatuinen' - het is al halflandelijk. Ik meen dat heel lang geleden de hele buurt eromheen de 'Slatuintjes' heette. Er moeten tuinders hebben gewoond; die werden bij de uitbreiding van Amsterdam naar het westen steeds verder weggeschoven. Het is minder dan een halve eeuw geleden dat niet ver voorbij het onlangs helemaal gerestaureerde Mercatorplein, waarvan de curieuze poortgebouwen verbeeld zijn in Hermans' novelle Dokter Klondyke, de tuinderijen begonnen. Een lappendeken van kleine veldjes, doorsneden met slootjes. En die wereld, die zich alleen soms op de schaats liet verkennen, liep door tot het dorp Sloten. Met kleine bootjes, roeiboten vaak, kwamen de tuinders over hun slootjes en de Kostverlorenvaart naar de Centrale Markt-hallen, een lange en zware tocht voor weinig winst. Voor mij was het een groot buitengebied waar het altijd koud was en alleen boerenkool, die er verstijfd bijstond, werd verbouwd. De kerk van Sloten had als patroon Sint Pancratius, en dat is een van de ijsheiligen. (Het dorp Sint-Pancras, in Noord-Holland, leek mij ook een heel koude plek). De Slatuinenweg loopt van de Admiraal de Ruyterweg naar de Baarsjesweg, die aan het water ligt. Rechts van de toegang lag het einde van een huizenblok. Op de begane grond van die hoek was een café-restaurant gevestigd, dat op mij als jongen een zeer wereldse en vooral ook dure indruk maakte. Aan de linkerzijde lag het geheimzinnigste gebouw uit mijn buurt. 'Dirk Schnabel' stond erop. Je zag er nooit iemand, maar uit alle ramen kwamen vreemde geuren, die mij zeer bekoorden: ik bleef er wel staan om te snuiven. Schnabel was, wist ik later, een clichéfabriek. Tussen die twee daalde je af in de Slatuinenweg (sommigen zeiden 'Slatuinenpad', maar ik hield die naam voor een piepklein steegje dat het straatje ook nog kende). Ik was nog nooit in een dorp geweest - Sloterdijk uitgezonderd - maar zo stelde ik mij een dorpsstraat voor. Je kon er recht doorheen kijken, en dat is zeer bekoorlijk. Links en rechts heel kleine huisjes, een benedenverdieping en een zolderachtige bovenverdieping. Er leken mij alleen maar achtergeblevenen te wonen, de laatste tuinders, zonder tuin.

…..