VAN ALBOOM, Ria
De verbeulemansing van Brussel
.....
De definitie "taalkundig verknoeien" is misschien te eng. Verbeulemansen betekent ook: zijn eigen taal en cultuur op een lompe, platte manier vervangen door de taal en de cultuur van de elite met geld en prestige.
…..
Een Vlaming zoekt werk en hij komt hier in Brussel in een garage. De baas vraagt: mon ami tu peux commencer tout de suite. Tu vas lustrer cette voiture, tu vas vérifier les freins, tu vas contrôler l’huile, tu vas faire le plein de l’essence, et vas gonfler les pneus. Die jongen heeft daar niets van begrepen en hij zegt: meneer kunt ge dat in ’t Vlaams niet zeggen want ik versta geen Frans. De baas zegt: ge moet dat zeggen hé jongen dat ge Vlaams spreekt. ‘k Zal ’t u eens explikeren. Ge gaat die voiture lustreren, ge gaat die pneus gonfleren, ge gaat die essence verifiëren en enfin ge gaat heel die boel arrangeren. (Mop van G.v.d.E. over Vlaming zijn te Brussel)
…..
Brussel oefent niet alleen op de binnenlandse bevolking een grote aantrekkingskracht uit; er komen zich ook veel buitenlanders vestigen. We wezen er reeds op dat de buitenlandse migratie vooral de burgerij versterkt. In 1842 geven 28 % van de buitenlanders als beroep “ambtenaar, bediende, rentenier, eigenaar” op. Slechts één vijfde van alle buitenlandse nieuwkomers zijn arbeiders. Verschillende nationaliteiten zijn vertegenwoordigd: Fransen, Britten, Nederlanders en Duitsers. De Fransen (
33 %
) vormen de grootste buitenlandse kolonie. Brussel is sinds eeuwen hun toevluchtsoord. Door de aanwezigheid van de Frans georiënteerde Brusselse burgerij voelen ze zich er thuis. De sociale samenstelling van deze groep vergemakkelijkt hun onderlinge samenhorigheid. Het zijn immers vooral burgers, uitoefenaars van vrije beroepen, handelaars, ambtenaren-bedienden en onderwijzers. Ze bezetten sleutelposities in het bedrijfsleven, het bestuursapparaat, de pers, uitgeverijen en drukkerijen. Hun aanwezigheid versterkt het gebruik van het Frans als omgangstaal bij de Brusselse burgerij.
…..
In 1872 volgt een derde taalincident: de zaak Schoep. Jozef Schoep is een Nederlandstalige arbeider uit Sint-Jans-Molenbeek. Op 19 oktober 1872 gaat hij op het gemeentehuis de geboorte van zijn zoon aangeven. De gemeentelijke ambtenaar spreekt hem in het Frans aan en wil de aangifte van de geboorte in die taal noteren. Schoep protesteert. Op 13 februari 1873 wordt hij door de rechtbank veroordeeld omdat hij de wettelijke aangifteformaliteiten niet heeft vervuld. Dit verwekt grote verontwaardiging bij de bevolking, ook in Vlaanderen.
…..
Ook de taal speelt daarbij een rol. Het Frans is de taal van de begoede burger, van de betere winkels, van geld en macht. Frans leren en Frans spreken is voor de arbeiderskinderen uit Brussel en omgeving een must.
Hun grootouders spreken nog Brussels of indien het inwijkelingen zijn een Brabants of Vlaams dialect, en ze brabbelen enkele woorden Frans. Hun ouders behelpen zich in het Frans, het typisch Brusselse Beulemans, maar meestal spreken ze binnen de huiskring liever hun moedertaal. De kinderen volgen, mits enkele uitzonderingen, onderwijs in het Frans. Eens volwassen gebruiken ze, zeker in hun contact met de buitenwereld, uitsluitend Frans; maar ze kunnen hun ouders en hun grootouders nog begrijpen. Voor de kleinkinderen is de taal van de oma’s en de opa’s bijna een vreemde taal geworden. Naargelang de omstandigheden wordt dit proces geremd of bespoedigd, maar heeft zich op kortere of langere termijn in praktisch alle Brusselse families op die wijze doorgezet.