CRONE, C.C.S.
De schuiftrompet
…..
Nu moest hij zijn stem heel gewoon laten klinken, maar de woorden kwamen zo zacht, dat het leek, of hij plotseling doof was geworden. ‘Ontslagen?’ vroeg Eefje nog eens, en er rolden twee aardappelen van haar schoot. Hij boog zijn hoofd om ja te knikken, maar richtte het niet weer op. De aardappels rolden onder de tafel en hij bleef in die richting staren. Toen reikte zij haar handen omhoog naar zijn hoofd, dat zich niet troosten liet. Ze ging op haar tenen staan om hem te omhelzen, en zei telkens weer: ‘Mijn arme Wim’. Hij keek mistroostig naar haar wipneusje, maar boog zich niet voorover. Ze dacht, dat hij boos naar haar haren keek, en bekende hem, dat ze die krullen wel van haar hoofd zou willen rukken, wanneer ze het geld daarmee terug kon krijgen.
Hij nam de schuiftrompet, die aan de muur hing, in zijn handen en merkte op, dat hij die morgen naar het bestuur van de personeelfanfare terug moest brengen.
Maar toen hij de volgende morgen ging fietsen, vergat hij de trombone mee te nemen. Willem Dunges reed zonder pet. De wind doorwaaide zijn haren, maar hij piekerde over die vernederende gang met zijn schuiftrompet. De zwaluwen scheerden voorbij in de lucht en hij bedacht, dat honderd zwaluwen wel zomer maken, maar de schuiftrompet kwam telkens terug. Toen hij weer thuiskwam, vermeed hij elke blik naar de plaats, waar hij zijn instrument wist. Maar daar zijn vrouw in die richting wees, wilde hij onverschillig schijnen en keek.
De trombone was verdwenen. ‘Ik moest toch in de buurt van de fabriek zijn’, zei Eefje, en ze had altijd een hekel aan die blaasmuziek gehad.
…..
Dopman krijgt weer minder
…..
Door de Maliebaan liep een man onder zijn bolhoedje en verbeeldde zich, dat de storm en de regen het alleen op hem gemunt hadden. Na een heftige windvlaag hield hij een ogenblik stil, maar daarhij niet wist, wat hij bedenken wilde, ging hij verder. Toen kwam het in hem op, dat zijn paraplu nu nutteloos in het kantoorgebouw aan de Cornelis Houtmanstraat stond en dat alleen zijn trots de oorzaak daarvan was.
Of mijnheer Dopman even bij de directeur wilde komen, was er die middag gevraagd en omdat er niets anders te willen overbleef, had hij meteen op de deur van de directiekamer aangeklopt. Daarbinnen was de vloer pas gedaan en er hing nog de geur van de boenwas ‘Erica-wrijfpasta’, stelde hij vast en eer het tot hem doordrong, dat zijn salaris opnieuw met vijftien procent was verminderd, kwam dat welluidend merk herhaaldelijk in zijn gedachten. Later, in de vestibule, nadat hij gemerkt had, dat het overig personeel al naar huis was, had hij het als een troost gevoeld, dat deze keer de loonsverlaging geringer was dan de vorige maal, toen de vijtien procenten naar zijn nog niet gekort salaris berekend waren, en het was bijna met een gevoel van voldoening, dat hij de voordeur achter zich dichttrok. Maar buiten stond hij meteen in de regen en om in het bezit van zijn paraplu te komen, zou hij moeten aanbellen aan de deur, die hij juist met zoveel overtuiging achter zich gesloten had.
Toen Dopman op zijn zitkamer kwam, geurde daar de erwtensoep.
‘Wat hebt u, mijnheer?’ vroeg juffrouw Ratering.
Hij probeerde de regen uit zijn linkeroor te schudden.
‘Uw paraplu vergeten?’
Dopman knikte en begon zijn soep te lepelen; nadat de hospita was weggegaan, at hij aan het kluifje.
Nu werd er beneden piano gespeeld. Dopman keek naar buiten. Het regende nog. Geen mens liep door de Oude Kamp. Ammie van Ridderhofstad 5 kwam met één pootje in de hoogte terug van haar wandeling, rook eens aan het hoekshuis van de Brigittenstraat, maar moest pas nodig bij de lantarenpaal, waarvan de lamp juist aanging. Daarna blafte ze hard naar het raam, waarachter Dopman stond. Hij zag, dat hij het kluifje nog steeds in zijn hand hield en schoof het raam op een kiertje om haar te trakteren. Maar Ammie vertrouwde hem niet en nam de vlucht. Dopman zag haar gaan op haar drie pootjes en dacht aan procenten. Toen er op de kamerdeur geklopt werd, merkte hij, dat het pianospel had opgehouden.
…..
Het feestelijke leven
…..
De avond na de begrafenis hield hij het thuis niet uit. Hij voelde lust, in het donker te schreeuwen van verdriet. Maar het gebeurde niet. In een portiek snoot hij zorgvuldig zijn neus. Een man vroeg hem vuur voor zijn pijp. Hij stak zelf een sigaar op. Bij de Jeruzalemsteeg bleef hij luisteren naar pianospel, dat uit de muziekschool van Barend Renden kwam. Het begon te regenen. Nadat hij in Keers' Automatiek veel eetwaren had samengegoocheld, merkte hij tijdens het eerste knakworstje, dat hij geen trek had, en liet de rest onaangeroerd achter. Hij tramde naar de Trans. Daar bedacht hij, dat een mens zichzelf niet kan ontvluchten, en hoe verder hij ging, des te langer was zijn terugweg.
…..